De koe
K. Schippers en zijn muze
De koeien van HANS VAN DER MEER in het STEDELIJK MUSEUM ALKMAAR dienen als muze voor schrijverdichter K. Schippers. Toch heeft niet de dichter maar de koe het laatste woord.

Koeriersdiensten
In koelen bloede, laatste koerswinst, koepel,
koerier, zweef je tussen koets en koesteren
zonder jezelf te verliezen. Meerkoet, al is
er nergens een te zien. Koestraat, woonde een
vriend, melkkoe, koetsiersjas, ooit voor je
getekend, koemarkt of koeienmarkt, wat zeg
je nou, koepelkerk, laat je jezelf min of
meer verdwenen zijn. Koepokinenting, Koerd,
koemest, koestem, heb je zelf, coupe, cour,
helemaal verdwenen ben je hier nog niet.
Besta je dubbel, de koekoeksklok van Orson
Welles, koest, frommelt de klank zich naar
koeterwaals, laat dat, koest, koers, dit
keer richting waarheen, sommige koeien
vluchten het bos in. Koerier, je bent je
eigen koersschommeling, zo loop je ook
met naar alle kanten aarzelende flanken.
Koerswinstbevestiging, gelukkig, koelvak,
koelwater, leen je jezelf uit aan het
koeltje van A.C. W. Staring, Jaromir
vangt het op met getuite lippen in Praag.
Koelak, word je onzichtbaar in een koel
box, koelmachine, koektrommel met naast
je een slagwerk dat meestal niets zegt.

DE KOE
Een koe
is een merkwaardig beest
wat er ook in haar geest
moge zijn
haar laatste woord
is altijd
boe
Zegt ze iets tegen je en kun je haar ook als excuus ge-
bruiken, misschien kun je haar dromen wegen. Is ze er ook
geschikt voor?
Je komt zelden in haar buurt. Het is wel erg lang geleden
dat je haar hebt aangeraakt. Je durfde het niet en toch
wilde je het.
Je kent teder nog niet en toch ligt ze daar teder. Ze gaat
aan het woord voorbij. Je mag niet dichter bij haar komen.
Niemand zegt het en toch weet je dat.
Raak je haar aan, je vriend is erbij. Dan merkt ze niet.
Haar huid zo strak met je vlakke hand erover. Zeg het nou,
denk je, zeg het nou wat je altijd zegt.
Hoop je ook dat ze het niet zal doen, te gevaarlijk. Wordt
ze wakker, heel even, sta je alweer naast je vriend, slaapt ze
door, kijkt ze op, zegt ze het.
KOE ALS PLAATSBEWIJS
Niet naar Haarlem gegaan
en toch willen zeggen:
naar Haarlem gegaan?
voeg dan iets toe.
Zeg:
‘Trein stopte.
Half uur vertraging.
Koe op rails.’
Denk als een kruidenier:
mag het iets meer zijn?
Door dat overwicht
eet de koe de reis
Het verhaal van de koe
gaat niet naar Haarlem
en juist daardoor
arriveer je op tijd
Haarlem blijft soms ver –
maar een koe loopt
altijd wel ergens
op de rails
Weet ze het al, anders hoort ze het nog wel, gaat ze zo bonkig in de wagen en dan maar wachten. Waar wordt ze heen gebracht om op te kunnen treden?
Vast naar de rails, ‘t is niet ver, nog naar een bepaalde plek, kan ze zelf ook wel vinden. Gewoon helpen dat de negende regel klopt zonder achtergrondprojectie.
Altijd voorkomen in andermans verhalen. Liever niet bij de rails? Het staat er al, in het gedicht. Wat kan ze er nog aan doen. Misschien straks, eerst wat anders opknappen.
Ik loop in een tuin, ben acht jaar. Achter de bomen begint het gras weer. De koeien zijn daar zo dichtbij dat je ze door het hek aan kunt raken.
Er staat een douche, met een lange zilveren steel. Thuis wassen we ons in een teil, in de keuken. En toch weet ik dat dit een douche heet.
Ik doe alles uit. Voor het eerst ben ik buiten naakt. Hoe vaak heb ik er later niet aan gedacht en ineens ben je dan een koe kwijt. Wacht, ze komt uit het wagentje en gaat er in mijn herinnering bij staan.
Houden koeien ook van water? Terwijl al het water van de wereld op me neerstort, komen ze dichterbij, met van die scheve dribbelpassen, langzaam en haastig tegelijk.
Ze hebben het warm, ik spat druppels op hun hoofden. Ze staan net niet te ver achter het hek. Snee bij een oor, ergens langs prikkeldraad gegaan.
Het gewicht van
Kijk daar, een vlinder zit een
koe achterna, hun schaduwen heel
vlug over het gras, het niets
verdrijft zeshonderd kilo.
Al jaren hoor ik dat er geen
koeien meer in de wei staan.
Toch zie ik ze vanuit de trein
overal. Wat doen ze als ze
achter hun eigen afwezigheid
komen? Vluchten? Meestal zoeken
ze de publiciteit niet. Ze slapen
ongeveer zeven uur en bij het
ontwaken is er al een paar kilo
zoek, het gewicht van hun dromen.
Zien we het vanuit de trein naar Haarlem, Erica, G. Brands en ik. Gerard schreef erover, ik ook, nu weer, Erica weet het nog, een vlinder zit een koe achterna.
Kijk, hij beweegt zich met van die wegweespoten steeds sierlijker, gaan wij te vlug, zeggen we iets tegen elkaar waardoor we even afgeleid zijn. Leeg veld, koe weg, vlinder ook.
Een witte vlinder of geel met heel veel licht erop? Voor de zekerheid is de koe ergens ondergedoken, gevlucht als ze zijn voor alles wat ze te na komt. Ook een koolwitje is niet te vertrouwen.
Heb van een koe vaker gegeten dan dat ik haar heb gezien. De afstand die je tot ze moet bewaren. De ruimte tussen jou en haar. Het hoofs adellijke tussen-in waar niemand hoeft te komen. Jij niet en zij ook niet.
Lopen ze er even doorheen, tot de bomen, de bladeren – blijf van ze weg. Liggen en staan, is het vluchten tot rust gekomen, tijdelijk. La vache qui rit, waarom eigenlijk.