Ze deugt niet
Liefde en huwelijk in de Gouden Eeuw
In het FRIES MUSEUM gaat het over liefde en huwelijk in de Gouden Eeuw. Simon Schama schreef over de last van het verwachtingspatroon waarmee Nederlandse vrouwen werden opgezadeld. Deugd en zonde lagen dicht bij elkaar.

Sy is een soete plant, een rechte vygboom,
Sy is een klare lamp, een gulde kandelaer,
Die al het huys verlicht doch meest haer echte paar; Sy is een wijngaert-ranck, die met haer koelen bladren Hem die hare ziele mint, van hitte kan bewaren;
Sy is de wijnstock selfs, vol vrucht en soete vreugt;
Sy is een stille ree, een haven voor de jeugt;
Sy is een schoon juweel, dat glinstert in der nacht
Sy is een rijcke steen, maer echten wonder sacht…
En nog veel meer.
Zo gaat de lijst van superlatieven verder tot alle clichés aan de beurt zijn geweest. Ongetwijfeld vormde de raad van ‘Vader (Jacob, red.) Cats’ aan toekomstige bruiden een goedbedoeld ideaalbeeld waaraan ze zich konden spiegelen. Maar hoe pijnlijk moet het zijn geweest te denken dat je tekortschoot. Dat was de zware last van het verwachtings- patroon waarmee de Nederlandse vrouwen werden opgezadeld. Dit verwachtingspatroon bestond natuurlijk niet alleen in de Nederlanden, maar het huisgezin was daar zo belangrijk dat het een sterke en diepe uitwerking had op de Nederlandse cultuur.
In de Republiek werden de aura en de status van een huis- gezin belangrijker. En binnen dat huisgezin werd de vrouw verantwoordelijk gesteld voor het slagen of de ontwrichting van het huishouden. De echtgenote was in huis de belang- rijkste schoonmaakster, de morele en de aardse wasvrouw.
De zorgen en twijfels van de mannen over het morele gehalte van hun wereldse aangelegenheden waren juist een bevestiging van hun idee dat het het werk van de vrouwen was het huis tot een veilige haven voor christelijke deugd te maken. Ze eisten dat hun vrouw de pijn van de handel ver- zachtte maar ook de praktisch kanten ervan kende. Ze eisten eigenlijk het onmogelijke.
Als vrouwen van vlees en bloed (en niet Cats’ dichterlijk geïnspireerde modelvrouwen) niet aan deze hoge eisen konden voldoen, werd de teleurstelling vaak geweten aan het moeilijke karakter van de grondstof. Want de zedenmeesters betoogden met zoveel vuur dat het huwelijk en huisvrouw- schap het enige geschikte doel vormden voor de vrouw, omdat ze, als ze aan zichzelf werd overgelaten, een uiterst zwak vat was. Zonder het keurslijf van huwelijk en echtelijke plichten zou de vrouw een samenstel van dierlijke instincten zijn: grillig, onbetrouwbaar, snel tot ijdelheid te verleiden, geneigd tot sensueel genot en licht ontvlambaar, kortom, iemand die nergens voor deugt en zeker niet voor het behoeden van het gezin.
De grenzen tussen wereld en huis, straat en haard, niet strikt in acht nemen was vragen om moeilijkheden. De vrouw was volgens dr. Van Beverwijck anatomisch gescha- pen voor ‘innerlijke’ of huiselijke dingen, haar lichaam was zachter en haar spieren waren zwakker dan die van de man. De man daarentegen had sterkere spieren en botten om de uitersten van hitte en kou en het wel en wee van handel en reizen beter te kunnen verdragen.
Deze tegengestelde clichés (van de kuise, huiselijke vrouw en de bandeloze vrouw, red.), die ter hoogte van de heup sa- menkomen, leidden een uiterst taai leven in de Nederlandse cultuur, hoewel de sociale werkelijkheid – een veel subtieler verschijnsel – er steeds doorheen brak. Ook buitenlandse bezoekers werden erdoor beïnvloed, want ze gingen vaak in op het feit dat deugd en zonde in de wereld van de Neder- landse vrouw zo dicht bij elkaar lagen. John Ray bewees lip- pendienst aan hun reputatie van huisvrouwelijke matigheid, maar merkte ook op: ‘Het gewone slag, om niet te zeggen alle, vrouwen lijkt meer verzot op en genoegen te scheppen in wellust en obscene praat dan de Engelse of de Franse.’