De Paria

Ceija Stoijka

tekst: Nanda Janssen

Hij was altijd met haar samen, maar pas op zijn dertigste leerde Hojda Stojka over de gruwelen die zijn moeder als Roma-meisje in de oorlog had moeten doorstaan.

Ceija-Stojka-Zonder-titel-1995-See-All-This-Art-Magazine.jpeg
Fig 1. Ceija Stojka, Zonder titel, 1995
Ceija-Stojka-1952-See-All-This-Art-Magazine.jpeg
Fig 2. Ceija Stojka,1952

In een hoog flatgebouw in een Weense buitenwijk wonen Hojda Stojka, de zoon van Ceija Stojka, en zijn vrouw Nuna. Het is een zoete inval van familie en vrienden. Buiten is het min één graden, binnen minstens dertig. In het gezellige appartement staan overal schalen met traditionele Oostenrijkse koekjes, pistachenootjes en gekonfijte sinaasappelschillen in chocolade. Aan de keukentafel wordt meteen een wienerschnitzel voor de neus gezet. Het is dan half vier ’s middags. ‘Wer hier rein kommt, geht nie hungrig raus,’ zegt de pater familias, keurig in pak met bretels.

Ceija Stojka (1933-2013) werd in 1943 als tienjarig Roma-meisje gedeporteerd naar Auschwitz-Birkenau. Ze overleefde ook de concentratiekampen Ravensbrück en Bergen-Belsen, maar verloor haar vader en jongste broertje. Op 55-jarige leeftijd bracht ze vanuit het niets, en als een van de eerste Roma, haar ervaringen naar buiten in haar boek Wir leben im Verborgenen (1988) – tot dan toe was de stelselmatige vervolging van Roma en Sinti tijdens de Tweede Wereldoorlog onderbelicht.

Niet lang daarna begon ze ook met schilderen en tekenen. Ceija verdeelde haar schilder- en tekenwerk in ‘helle’ en ‘dunkle Bilder’, lichte en donkere beelden. De bonte schilderijen van het idyllische zigeunerleven kenmerken zich door een naïeve stijl, vol details en met veel aandacht voor het landschap. Soms schilderde ze gewoon met haar vingers of zelfs haar hele hand. De zwarte inkttekeningen zijn vaak abstract of bestaan alleen uit tekst. Sommige werken zijn snel, rauw en expressief of lijken bijna ‘uitgekotst’ te zijn. Ceija streed haar hele leven voor de erkenning van de Roma-geschiedenis en ontving hiervoor diverse onderscheidingen. Sinds enkele jaren wordt haar werk in musea tentoongesteld, waaronder nu ook in Museum Het Valkhof in Nijmegen. Aan het woord is haar zoon Hojda, die spreekt over de herinneringen aan zijn moeder en de Roma en Sinti, die hij ‘zigeuners’ noemt.

NJ:

Weet je nog het moment waarop je kennismaakte met het oorlogsverleden van uw moeder?

HS:

‘Ik was een jaar of dertig en het was een openbaring. Ik wist er niets van. Het valt me nog steeds zwaar haar gedichten te lezen of haar schilderijen te bekijken. De dingen die ze schreef... Iemand was gestorven met een stuk brood in de mond. Het werd weggegrist en opgegeten. Gruwelijk. Laat het je kinderen niet horen! De gedachte van lijken te vreten... Allerlei mensen wilden dat doen, er lagen immers stapels doden, maar mijn grootmoeder zei: “Maak je geen zorgen: voordat wij aan lijken gaan knabbelen, kunnen we er beter bovenop klimmen en inslapen.” Mijn moeder gaf de dingen precies weer zoals ze het ervaren had. Met zwarte strepen inkt zette ze lijdende kinderen, dode mensen en SS’ers neer. Toch toonde ze niet alleen het negatieve. Mijn moeder had tweeling als sterrenbeeld, dus ze droeg meerdere werelden in zich. De composi- ties waar zigeuners met hun woonwagens in het bos staan zijn mijn favoriet. Van deze doeken over het vrolijke vooroorlogse zigeunerleven spat de levensvreugde af. Soms zei ze beledigd: “Waarom wil iedereen alleen mijn zwarte beelden van de zware tijd en niet mijn kleurrijke, vrolijke schilderijen?”’

NJ:

Wat was de reactie op haar eerste boek?

HS:

‘Het sloeg in als een bom. Mijn moeder werd uitgenodigd op alle concentratiekampen – Bergen-Belsen, Auschwitz, Ravensbrück, Dachau, noem maar op – om haar verhaal te vertellen. Ze hielden er ook tentoonstellingen van haar werk. Door haar hulp konden ze in Auschwitz trouwens verschillende plekken duiden die ze niet konden thuisbrengen. Zo herkende ze Barak 10, waar ze zelf in ondergebracht was, en kon ze aanwijzen waar de ziekenbarak had gestaan. Ik ben verschillende keren met haar mee gegaan. In Mauthausen ben ik op een van de bedden gaan liggen. Zo’n vijf minuten, om te voelen hoe dat is. Verschrikkelijk. Wat je dan overkomt... Ik ben snel weer opgestaan. Vanaf de verschijning van dat eerste boek was mijn moeder gedurende twintig jaar regelmatig op pad. Van voordrachten en lezingen op Oostenrijkse scholen tot presentaties in Japan en Amerika aan toe.’

Ceija-Stojka-Zonder-titel-1996-See-All-This-Art-Magazine.jpeg
Fig 3. Ceija Stojka, Zonder titel,1996
NJ:

Niet iedereen in de familie was enthousiast dat Ceija haar geschiedenis openbaar maakte.

HS:

‘Haar twee zussen Mitzi and Kati zeiden: “Je bent mesjogge. Wat vertel je daar?” Ze wilden er niks van weten. Ook haar twee broers Karli en Hansi namen het eerst niet serieus. Maar geïnspireerd door het succes van mijn moeder wilden ze ineens allemaal. Mijn twee ooms schreven ieder hun eigen boek en oom Karli ging schilderen, nog voordat mijn moeder daarmee begon. Hij maakte wel duizend schilderijen en kreeg veel erkenning. Pas tijdens haar derde huwelijk is mijn moeder zich met haar verleden bezig gaan houden. Haar derde echtgenoot, een Hongaarse paardenhandelaar, zei aanvankelijk ook: “Hoezo schrijf en schilder je? Je kan dat helemaal niet.” Dus deed ze het stiekem, in de keuken, tussen het schillen van de aardappels en het snijden van de uien door. Ze verstopte alles. Later steunde hij haar.’

NJ:

Hoe kan het dat je moeder zich pas na veertig jaar is gaan uiten?

HS:

‘Aanvankelijk had ze helemaal geen tijd voor het verleden of medelijden. Mijn moeder had drie kinderen op te voeden. Maar toen die groot waren, is ze aan haar herinneringen toegekomen. Over het algemeen wordt er onder zigeuners niet veel over gesproken, zigeuners blijven bovendien onder elkaar. Maar mijn moeder had veel vrienden. Daar waren ook niet-zigeuners bij die vroegen wat de tatoeage op haar onderarm betekende. Ze wisten niet dat het een kampnummer was; in die tijd was dat nog niet algemeen bekend. In Oostenrijk werd de oorlog behoorlijk doodgezwegen en op scholen werd er niet over onderwezen. Pas in de jaren tachtig ging de naoorlogse generatie vragen stellen en het verleden uitpluizen. Indertijd kwam ook de “Auschwitz-leugen” op. Verschillende mensen ontkenden de Holocaust en het bestaan van de gaskamers. Mijn moeder zei: “O ja? Wat heb ik dan hier op mijn arm? Wat heb ik dan beleefd?” Het maakte haar strijdbaar. De ontmoeting en vriendschap met Karin Berger, een Oostenrijkse journalist en documentairemaker, was van grote betekenis. Karin heeft mijn moeder enorm gestimuleerd, ervoor gezorgd dat haar boeken werden uitgegeven en documentaires over haar gemaakt.’

Ceija-Stojka-The-SS-shouted-March-We-were-scared-See-All-This-Art-Magazine.jpeg
Fig 4. Ceija Stojka, The SS shouted: March. We were scared, 2003

Hojda Stojka

‘In Mauthausen ben ik op een van de bedden gaan liggen. Zo'n vijf minuten, om te voelen hoe dat is. Verschrikkelijk.’

NJ:

Ceija heeft naar eigen zeggen de oorlog overleefd doordat ze de hele kampperiode bij haar moeder Sidi bleef, die voor haar zorgde. Zo bezien zal het extra moeilijk voor je moeder geweest zijn haar zoon Jano te verliezen en later ook nog de dood van haar dochter Silvia mee te maken.

HS:

‘Vandaag vieren we Jano’s geboortedag. Mijn moeder dacht dagelijks aan hem, tot aan haar dood. Jano was haar jongste kind, haar lieveling. Iedereen was dol op hem. Hij was een geweldige drummer – Ach Gott, es tut weh. Toen hij in 1979 stierf aan een overdosis was hij pas vierentwintig jaar oud. Misschien is dat ook de reden dat mijn moeder begon met schrijven over de oorlog: ze moest zoveel moeilijke gebeurtenissen doorstaan. Silvia stierf zeven weken voordat mijn moeder overleed. Wat een rottijd.
Tijdens de oorlog wrong mijn grootmoeder Sidi zich in allerlei bochten om iets te eten te regelen om Ceija en haarzelf in leven te houden. Zeker in Bergen-Belsen, het kamp waar ze uiteindelijk de bevrijding meemaakten. Daar was niks te eten. Sidi zocht bijvoorbeeld tussen de doden naar leren riemen. Ze sloeg die zo lang op de grond tot het materiaal week werd. Vervolgens kauwde ze dat voor en stopte het bij Ceija in de mond: “Hier mijn kind, slik door.” Ook aten ze de leren schoenveters van de doden. Haar maag raakte enorm verzwakt door de oorlog, ze kon nooit meer goed eten.’

NJ:

Denk je dat je moeder, ondanks haar verblijf in drie concentratiekampen, in leven is gebleven omdat de levensstijl van de Roma haar gehard had? Ze was immers gewend om buiten te zijn, niet altijd te eten te hebben en vindingrijk te zijn om aan eten of spullen te komen.

HS:

‘Dat zal zeker van invloed zijn geweest. Maar vergeet niet dat wij gelovige mensen zijn. De lieve God en Maria, de Moeder Gods, waren voor haar van wezenlijk belang. In het kamp hebben ze altijd gebeden. Door het sterke geloof hebben ze het overleefd. Helaas zijn na de bevrijding ook in onze familie nog veel mensen gestor- ven omdat ze te verzwakt waren en de hervatting van het leven hen teveel was. Twee zussen van Nuna’s vader zaten zes jaar in Ravens- brück, tot de bevrijding. Op de lange voettocht naar huis werd een van haar tantes door verschillende mannen verkracht. Vier jaar later stierf tante Margit aan kanker, ze was zesendertig jaar.’

NJ:

Wat was Ceija voor een vrouw?

HS:

‘Ze was man en vrouw tegelijk, ze speelde beide rollen, want ze voedde ons hoofdzakelijk in haar eentje op. Toen ze mij kreeg, was ze pas zestien jaar oud. Ik ging niet graag naar school en was de slechtste leerling van de klas. Vanaf een jaar of tien spijbelde ik zo- dat ik met mijn moeder mee kon. In de vijftiger jaren ging ze langs de deuren om stoffen te verkopen en in de periode tussen Kerst en Oud en Nieuw had ze een kraam waar ze geluksbrengers verkocht, dat is een traditie hier. Ze legde me haar werk uit en ze leerde me het verschil tussen de muntstukken. Later verkocht ik met mijn moeder tapijten op de markt.

Mijn hele leven was ik met haar samen. We hebben opgetreden en een cd gemaakt. Zij schreef en zong de liedjes en ik begeleidde haar op gitaar. Mijn gitaarspel is natuurlijk niks vergeleken met dat van mijn neven Harri en Karl, die wereldberoemde gitaristen zijn. Ik zeg weleens dat mijn moeder in zaken is gegaan zodat ze mooie schoenen kon kopen. In de vijftiger jaren droeg ze Bendi-schoenen met hakken van wel vijftien centimeter. Prachtige kleding had ze altijd aan. Ook oom Karli liep er puik bij, hij zag eruit als een gigolo met zijn gepoetste schoenen uit Milaan, zijn maatpak en hoed. Ze hield van plezier maken. Ken je de Zitterbock Boogie? Mijn moeder was er een ster in en beheerste al die danspasjes. Het was een kleine, wilde vrouw. Ze was als de oeroude zigeuners. Ik heb in mijn leven niet een betere vrouw leren kennen. Tot de dag van vandaag geeft ze mij kracht.’

Recente verhalen