Van jongs af aan geïnspireerd door de grote meesters, zoals Rembrandt, Frans Hals en Vermeer toetst Jan van Driel (Amsterdam, 1951) zich regelmatig aan hun werk en staat hij stevig in de traditie van de Hollandse schilderkunst. Op zoek naar de geheimen van de oude meesters maakt Van Driel honderden zelfportretten, waarbij hij zijn eigen afstaande oren nietsverhullend in beeld brengt. Zoals veel mensen met een uiterlijk dat niet voldoet aan de algemene norm is hij zich al vroeg bewust van zijn ‘anders zijn’. Het is niet verwonderlijk dat hij als ‘beroepskijker’ extra gespitst is op de oren van zijn medemens en hoe ze afgebeeld worden in de portretkunst. Op een dag valt hem iets op.
‘Jan had flaporen en ik dacht eigenlijk dat hij ook zelf dacht dat dat heel gewoon was. Vanaf zijn academietijd schilderde hij regelmatig zichzelf. Dat Jan met z’n oren zat, dat zijn oren – laten we zeggen – meer aanwezig waren dan mijn oren voor mij, besefte ik op de dag dat hij over Rembrandt begon, over de oren van Rembrandt…’ – Daan van Driel (broer van Jan)
Door intensieve bestudering van Rembrandts zelfportretten ontdekt Jan van Driel dat Rembrandt flaporen had. Zijn ontdekking is opmerkelijk, omdat er in de vakliteratuur veel is geschreven over Rembrandt en zijn zelfportretten, maar bijna niets over Rembrandts oren.
Jan gaat met zijn broer Daan op ontdekkingsreis naar musea in binnen- en buitenland en doet een uitvoerig bronnenonderzoek met betrekking tot de oren van Rembrandt. Het resultaat van zijn bevindingen is te zien in de tentoonstelling en te lezen in het rijk geïllustreerde boek ‘De oren van Rembrandt, oog voor het oor in de portretkunst’ door Wim van der Beek, dat tegelijkertijd uitkomt.
Naast de zelfportretten van Jan Van Driel zijn twintig originele etsen te zien uit de collectie ‘Rembrandt in zwart-wit’, met expressieve (zelf)portretten, waarin de zintuigen een rol spelen, oren prominent onder hoeden en mutsen uitsteken of het luisteren één van de thema’s is.
De focus van Jan van Driel op het oor biedt ook óns de gelegenheid de portretkunst met andere ogen te bekijken en de oren eens onder te loep te nemen. Hoe gaan andere kunstenaars om met het minst bekeken onderdeel van het gezicht en welk aspect laten zij zien van zichzelf of van de geportretteerde? Hoe interpreteren zij het begrip schoonheid en verschilt dat van het beeld dat wij doorgaans van schoonheid hebben?
In ruim veertig (zelf)portretten van Annemarie Busschers (1970), Caitlin Sas (1989), Dennis Møgelgaard (1959), Herman Tjepkema (1955), Kenne Grégoire (1951), Koos van Keulen (1940), Philip Akkerman (1957), Pieter Pander (1962), Suzan Schuttelaar (1974) en Willem den Ouden (1928) heeft het oor een opvallende rol.
di - za : 11.00 - 17.00
zo : 13.00 - 17.00
Bezoekers over Oog voor het oor, de oren van Rembrandt door de ogen van Jan van Driel