Roosmarijn Pallandt
De Partituur van een plek
tekst: Nicole Ex
Roosmarijn Pallandt reist naar plekken waar alles bezield is: de rivier, de rots en de boom. Ze trekt met nomaden door de woestijn in Iran en wordt ingewijd in de rituelen van sjamanen in Japan. ‘Ik vind het bevrijdend om op nieuwe plekken te komen en me te verplaatsen in andere gewoonten.’

DE FOTO, die met Japanse inkt gedrukt is op Japans papier, is zo dun dat die wegwaaide toen in de drukkerij het raam openstond. Een nachtmerrie voor de drukker, maar zij vond het prachtig.
Daarmee lijkt de foto op het textiel dat Roosmarijn Pallandt (1977) fotografeert. Pallandt, op haar beurt, lijkt op haar fotoprints en op haar weefsels – alle even transparant en op het punt van verdwijnen. Maar vergis je niet. Het gouden textiel dat ze vandaag laat zien, is ruw en onslijtbaar, de inktzwarte fotoprints zijn permanent UV bestendig en Pallandt zelf is een taaie reiziger die geen ontbering schuwt: ‘De hitte was deze zomer verzengend op de Yaeyama eilanden in Japan, met een luchtvochtigsheidsgraad van 98%. Het is een warmte die niet ophoudt. Alles is vochtig. Zelfs mijn lens besloeg. Ik wilde weg, maar wie zich verzet, put zich volledig uit.’
Ingewijd door sjamanen
Pallandt heeft de afgelopen negen jaar Tibet, Indonesië, Iran, Peru, Portugal en Japan bereisd. Ze gaat naar ongerepte gebieden om zich voor weken of maanden aan te sluiten bij hechte natuurgemeenschappen die één zijn met het stuk aarde dat ze bewonen. In Iran trok ze met nomaden op kamelen door de woestijn. In Japan werd ze ingewijd in de rituelen van sjamanen tijdens het eren van heilige bomen, rotsen en rivieren. Hoe het haar lukt toegang te krijgen tot deze gesloten gemeenschappen? ‘Omdat ik een mens ben natuurlijk. En net als iedereen moe, bezweet, chagrijnig ben en een knuffel wil. Waarin ik anders ben, is dat ik het bevrijdend vind om op nieuwe plekken te komen en vervolgens kan drammen en dralen totdat ik er iets van begrijp – ook al verstaan we geen woord van wat we elkaar te zeggen hebben.’
De partituur van een plek
Pallandt wil weten hoe de eigenschappen van het landschap invloed hebben op het fysieke en spirituele leven van zijn bewoners. Ze gaat naar gebieden waar die verbondenheid het sterkst voelbaar is, waar nog met diepe aandacht en precisie de aarde beleefd en bezongen wordt. Ze wil die verbinding ontrafelen door de ‘partituur van de plek’ te ontdekken, en die met de bewoners te vertalen in beeld, klank en textiel.
Voorzichtig rolt ze een Japans, gouden weefsel uit waaraan ze anderhalf jaar hebben gewerkt. Eerst maken ze samen schetsen in inkt, verf en modder en vervolgens gaan de wevers er mee aan de slag: ‘Het is hun en mijn interpretatie van een wandeling van het topje van de berg naar de kustlijn van het Japanse eiland Tarama Yonaguni waar ik verbleef,’ zegt Pallandt. Het is een stof die je beleeft als een ademhaling. En die je wel aanraken en vasthouden moet. Ze parafraseert Heidegger: ‘We denken niet alleen met onze hersenen, maar ook met onze vingertoppen.’



ZADELDEKENS IN TIBET
Pallandts fascinatie voor stoffen begon met zadeldekens in Tibet en Iran. Textiel is als een boek, vol kennis, geschiedenis, geloof en bijgeloof, vertelt ze. Het is nauw verweven met het land waar het vandaan komt, zowel qua textuur als comfort. In Tibet heb je de Aziatische hooglandrund, de Yak, waarvan de wol zacht, soepel en warm is. In Portugal heb je schapen die nukkig zijn als het omringende landschap. Zelfs hun wol is stevig en onwillig, maar als je het vermengt met Eucalyptus wordt die draad plotseling elastisch. In Japan wordt sinds mensenheugenis de stof van traditionele kimono’s gemaakt uit de bast van bananen of lindebomen, een uniek materiaal dat voor koelte zorgt in een subtropisch klimaat omdat de vezels open zijn en vocht kunnen opnemen. Alsof je een levend stuk boom op je huid draagt.
Binnen het animistische geloof waarin alles bezield is, is dat ook zo, vertelt Pallandt. Je draagt eigenlijk een stuk van de jas van de boomgod aan wie je met zang en gebed om zijn bast hebt gevraagd, waarbij je nooit meer neemt dan nodig.
Pallandt is idolaat van deze handgemaakte bastgarens waarvan het ambacht dreigt te verdwijnen. In samenwerking met de universiteit van Osaka (OIST) vraagt ze daarom aandacht voor het behoud van de rituele productie. Zeker nu wetenschappelijk iets opzienbarends is bewezen: geen enkele stap in het hele rituele maakproces valt te machinaliseren zonder dat deze stof zijn open textuur en absorptievermogen verliest en ‘doodslaat’.
STAND VAN DE MAAN
Pallandt beschrijft het proces van draden maken. Een keer per jaar, in de maand juni, en afhankelijk van de stand van de maan, wordt een stuk bast van een boom gekapt. Uit de zachte binnenkant worden repen gesneden die tien dagen worden geweekt in de stroming van de rivier. Daarna worden ze tot vezels geplet en gekookt, en worden er draden van getrokken die tot ragfijne garens worden gedraaid. Met die draden kan vervolgens stof (voor kimono’s) worden geweven. Als het weefsel klaar is, wordt het textiel in de zee gelegd, precies daar waar de rivier de zee in stroomt.
Pallandt heeft met een simpele Nikonoscamera een onderwaterfoto gemaakt van de plek waar het zoete water het zoute ontmoet. De foto lijkt op zijn kop afgedrukt maar wat je ziet is het dak van de zee, legt ze uit. Op een andere foto zie je een van de sjamanen een kimono van deze Bashostof dragen. Een donkere foto, zoals al het fotowerk van Pallandt zwart, mysterieus en verstild is. ‘Ik maak graag foto’s die traag voor je ogen openbloeien,’ zegt ze, ‘en die, als ze worden afgedrukt in tactiliteit en plasticiteit, het textiel evenaren.’ Dan, op de valreep van ons gesprek, laat ze oeroude gebeden en gezangen horen van sjamanen, gezongen in vrijwel verdwenen talen. Ze nam ze ter plekke op met haar kleine viersporenrecorder. De gebeden zijn als een bezwering, een oneindige herhaling van klanken.
KEER OP KEER
Of je zou kunnen zeggen dat haar werk religieus is? Pallandt reageert in eerste instantie afwerend, maar na een lange overdenking zegt ze: ‘Weet je dat het woord religie komt van religare en dat het “opnieuw verbinden” betekent? In die zin is mijn werk religieus want dat is waar ik keer op keer op uit ben. Ik reis er de hele wereld voor over. Steeds weer probeer ik op een nieuwe plek te zijn en me te verplaatsen in iemands rituelen, gewoontes, plek, rots, boom en plant. Daar gaat voor mij een oplichtende dynamiek vanuit en een innerlijke geruststelling die ik niet kan uitleggen.’
