Bacons obsessie: de kleur van bloed
Max Porter over Francis Bacon
‘Zijn hele leven was een vuurwerkshow’, zegt schrijver Max Porter over Francis Bacon (1909-1992). Voor zijn boek kroop Porter in de huid van de schilder, en verbeeldde hij de geest van de kunstenaar in zijn laatste uren. Een geest bezeten door dieren, vlees en de kleur van bloed.

Hij loopt een beetje voorovergebogen, Max Porter. Slungelig, licht verstrooid, alsof hij de weg wil vragen. Hij draagt een zwart T-shirt, en voor hij gaat zitten bestelt hij op beleefde wijze een cola (géén light, thank you very much). Jeugdig is-ie, bruisend. In zekere zin belichaamt hij het tegendeel van de versie van Francis Bacon die hij beschreef in zijn laatste boek, De dood van Francis Bacon.
De achterliggende feiten: in april 1992 trok de tweeëntachtigjarige Francis Bacon naar Madrid om, tegen doktersadvies in, de laatste grote liefde van zijn leven te bezoeken, de bankier José Capelo. Maar het liep anders. Al na een paar dagen raakte Bacon onwel, nierproblemen, moeilijk ademhalen, niks nieuws. Per ambulance werd hij naar het ziekenhuis van een kloosterorde gebracht.
Zuster Mercedes, zo heette ze, de verpleegster die Bacon tijdens de laatste dagen van zijn goddeloze leven verzorgde. Ze spraken steenkolenspaans, meer kende hij niet. Zes dagen, waarin Bacon werd geplaagd door koortsen en een langzaam uitvallend lichaam. Waarin hij alleen was met zijn gedachten en zijn herinneringen. Fragmentarisch trok zijn leven aan hem voorbij, de chaos van zijn liefdesleven, de doeken die hij had geschilderd, die hij had nagelaten te schilderen. Verf met de kleur van bloed. Bloed met de kleur van verf. Maar helemaal alleen was hij niet. Mercedes hoorde hem aan. En raadde hem telkens weer aan om rust te nemen, intenta descansar, met die bezwering eindigt elk hoofdstuk.