Niki de Saint Phalle
“Ik schoot je groen en rood en blauw en geel”
Op jonge leeftijd besloot Niki de Saint Phalle (1930-2002) een heldin te worden. Ze werd kunstenaar, met een kwast in haar ene en een geweer in haar andere hand. Haar vrouwfiguren, Nana’s, dit najaar te zien in museum Beelden aan Zee, maakten haar wereldberoemd, net als haar shooting paintings. In 1992 schreef ze een onthutsende brief aan haar kleindochter Bloum. Een #metoo-avant-la-lettre.

Lieve Bloum,
Ik ben geboren in 1930. EEN crisisbaby. Terwijl mijn moeder in verwachting was van mij, verloren mijn ouders al hun geld. Tegelijkertijd kwam ze erachter dat mijn vader haar ONTROUW was. Ze huilde de hele zwangerschap door. Ik voelde die TRANEN. Ze zou me later vertellen dat ALLES MIJN SCHULD WAS; ik bracht onheil. Ik geloofde haar.
Toen ik geboren werd, werden me een paar tarotkaarten toebedeeld. De Magiër (de kaart van creativiteit en energie) en de Gehangene (de kaart van beïnvloeding en gevoeligheid voor alles en iedereen). Ik kreeg ook de kaart van de maan (van de verbeelding en zijn tegenhanger: de negatieve verbeelding). Deze kaarten zouden het materiaal, het canvas, worden waarop ik mijn leven zou schilderen.
Ik zou bewijzen dat mijn moeder het fout had! Ik zou mijn leven lang bewijzen dat ik het RECHT HAD OM TE BESTAAN. Ik zou haar op een dag trots maken door beroemd en rijk te worden. Het was belangrijk voor me om te bewijzen dat ik het vermogen had om dingen te bereiken. Op een dag zou ik de grootste beeldentuin maken sinds Gaudi’s park in Barcelona.
O.K. misschien was ik verantwoordelijk voor de ondergang van de Saint Phalle Bank, maar ik zou veel beroemder worden dan mijn vaders bank. JA, IK ZOU BEWIJZEN DAT MIJN MOEDER HET FOUT HAD, MAAR IK ZOU OOK BEWIJZEN DAT MIJN MOEDER HET JUIST HAD.
Op een dag zou ik iets onvergeeflijks doen. Het allerergste wat een vrouw kan doen. Ik zou mijn kinderen in de steek laten voor mijn werk. Ik zou mezelf een goede reden geven om me schuldig te voelen

De eerste drie jaar van mijn leven ben ik van mijn moeder gescheiden geweest. Omdat mijn ouders blut waren, werkte mijn moeder in New York en werd ik ondergebracht bij mijn grootouders in Frankrijk.
Moeder, moeder, waar bent u toch? De Nana’s, de oermoeders, zouden vele jaren later komen.
Als kind kon ik me niet identificeren met mijn moeder of mijn grootmoeder, mijn tantes of mijn moeders vriendinnen. Ze leken me een aardig ongelukkig stel. Ons huis was geen thuis van liefde en geluk. Thuis leek mij een zeer benauwende, kleine ruimte, met weinig vrijheid of privacy. Ik wilde niet worden zoals zij – de bewakers van de haard – ik wilde de wereld, en de wereld behoorde toen aan MANNEN toe. Een vrouw kon de koningin van de korf zijn, maar dat was het dan ook. De rollen die mannen en vrouwen mochten vervullen waren gebonden aan zeer strenge regels, aan beide kanten.

Jaren later zouden de verschillende rollen die vrouwen spelen een van de hoofdthema’s worden van mijn werk: de bruid, de godin, de verslindende moeder, de vrouw die baart, etc.
Wanneer mijn vader het appartement verliet na het ontbijt om 8:30 iedere ochtend, was hij vrij (althans, dat dacht ik). Hij had recht op twee levens: één buitenshuis en één binnenshuis.
Ik wilde dat de buitenwereld ook van mij was. Al heel jong leerde ik dat MANNEN DE MACHT HADDEN EN IK WILDE HET.
JA, IK ZOU HET VUUR VAN ZE STELEN. Ik zou de grenzen niet accepteren die mijn moeder mij probeerde op te leggen omdat ik een vrouw was. Nee, ik zou hun wereld binnendringen die me avontuurlijk, mysterieus, spannend leek.
Mijn optimistische aard hielp me destijds, en nog steeds. Voor een optimist lijkt niets onmogelijk. Ik wilde heldinnen om me mee te identificeren. De geschiedenisles op school was een eindeloze voordracht over de superioriteit van het mannelijke geslacht, en daar ergerde ik me enorm aan. We leerden over een paar vrouwen – Catharina de Grote, Jeanne d’Arc en Elizabeth van Engeland. Maar er waren niet genoeg heldinnen. Ik wilde meer. Dus IK BEGON TE DROMEN DAT IK EEN HELDIN WAS.
Ik had me al geïdentificeerd met de helden in de ontelbare sprookjes die mijn grootmoeder me voorlas. De held was altijd een jongen en leek een dwaas. (Dingen zijn zelden wat ze lijken. Magere melk doet zich voor als room.)
Door te luisteren naar zijn intuïtie en nooit het einddoel uit het oog te verliezen, zou de held uit de sprookjes uiteindelijk, na veel obstakels, de schat vinden waar hij naar op zoek was. Mijn leven zou een schatzoektocht worden, dankzij mijn beïnvloeding door Grimm, Hans Christian Anderson en Perrault. Vandaag de dag, Bloum, ben ik nog steeds nieuwe schatten aan het najagen. Dat is wat mijn levensreis zo spannend maakt.
Toen ik onlangs werd getroffen door Jean Tinguely’s plotselinge dood, begon ik een portret te maken van Jean met wielen en bewegende voorwerpen die uit zijn hoofd kwamen.
Het was nooit in me opgekomen om beweging en wielen in mijn werk te gebruiken. Dit was voorheen voorbehouden aan het werk dat ik samen met Jean maakte, zoals de ‘Strawinsky-fontein’, die zich voor het Centre Pompidou in Parijs bevindt. Nu Jean is vertrokken naar zijn nieuwe leven en ik hem mis, heb ik een nieuwe manier gevonden om met hem te spelen en te communiceren door beweging in mijn werk te stoppen. Ik zal deze nieuwe reliëfs Meta Tinguely’s noemen. Ik heb hem in mijn eigen botten ingelijfd alsof ik het sacrament van de Heilige Communie ontving.

Als jong meisje weigerde ik niet alleen mijn moeder en vader te accepteren als rolmodellen voor mijn toekomst; ik verwierp ook hun maatschappelijke positie. De enige ruimte in het huis waar ik comfort en warmte vond was in de keuken, bij de zwarte kok. Later zou zij wellicht de Zwarte Venus worden, die nu in het Whitney museum te zien is.
Nadat ik mijn ouders en hun sociale klasse had afgewezen, zou ik geconfronteerd worden MET HET ENORME PROBLEEM OM MEZELF OPNIEUW UIT TE VINDEN EN TE HERVORMEN. Bovendien had ik geen uitgesproken gevoel van nationalisme. Ik voelde me half Frans, half Amerikaans. En ook half man, half vrouw.
Ik wilde mijn moeder niet volledig afwijzen. Ik hield vast aan bepaalde dingen van haar die me veel plezier gaven – mijn liefde voor kleding, mode, hoeden, me uitdossen, spiegels. Mijn moeder had heel veel spiegels in haar huis. Jaren later zouden spiegels een van de belangrijkste materialen zijn die ik zou gebruiken in de Tarot Tuin in Italië en De cycloop in het bos van Fontainebleau buiten Parijs. Mijn moeder was een groot liefhebber van muziek, kunst en goed eten, en ze had een bepaald gevoel voor stijl en charme. Deze dingen nam ik van haar over en ze maakten dat ik me verbonden bleef voelen met een deel van mijn vrouwelijkheid.
Ik hield van hoe mijn moeder eruitzag, ik hield van de macht die het haar gaf, ik hield van haar Chanel No.5-parfum, haar glazen kaptafel uit 1930 vol crèmes en poeders en lippenstift. Ik hield van haar roodbruine krullen en haar vlekkeloze witte huid. Ze zag eruit als Merle Oberon, een beroemde actrice uit die tijd.
Ik zag dit prachtige schepsel, mijn moeder, op wie ik een beetje verliefd was (wanneer ik haar niet wilde vermoorden), als een gevangene in een opgelegde rol. Opgelegd door haarzelf, overgegeven van generatie op generatie, door een lange traditie waar ze nooit aan twijfelde. De rollen van mannen gaven veel meer vrijheid en IK HAD BESLOTEN DAT DIE VRIJHEID VAN MIJ ZOU ZIJN.
In 1941 was ik elf en al vastberaden dat ik nooit de was zou tellen en in de toekomst mijn dagen alleen zou spenderen aan het huishouden.
1941 – we zaten midden in een van de verschrikkelijkste oorlogen uit de mensheid. Ik herinner me die krankzinnige Hitler op de radio, de val van Frankrijk, mijn moeder en vader huilend.
Oorlogswerk voor vrouwen werd een populair en respectabel beroep, en mijn moeder werkte in het Franse ziekenhuis. Dit nam haar deels weg van huis en gaf ons meer vrijheid en tijd alleen. Ik had nooit het gevoel dat ze om ons gaf als individuen. Wij waren slechts haar kinderen en ik had het gevoel dat ze ons alleen maar in toom wilde houden.
Mijn broer John werd aangemoedigd zijn brein te ontwikkelen. Dat dit geen optie was voor mij, was opnieuw een ontkenning van mijn bestaansrecht. Ik was erg jaloers en gefrustreerd dat de enige macht die me werd toegekend de macht was van het aantrekken van mannen. Het maakte niet uit of ik studeerde, zolang ik mijn examens maar haalde. Het werd me duidelijk dat mijn maagdelijkheid, mijn uiterlijk en mijn charme, en een bepaalde laag sociale vernis veel belangrijker waren. Mijn moeders wens voor mij was dat ik een rijke en respectabele man zou trouwen.

Tot mijn elfde had ik een buitengewoon goede band met mijn vader. Hij was de verbinding met de wereld buitenshuis die ik wilde VEROVEREN EN ME EIGEN WILDE MAKEN. We hadden een spel dat we geregeld speelden in mijn kindertijd, “blindeman”. Eens per week wandelden we samen in Central Park, meestal rond het grote meer. Hij sloot zijn ogen en deed alsof hij blind (Tiresias) was, en ik zijn ogen was. Ik nam hem aan de hand en beschreef de geweldige steden, schatten, bloemen, stormen en draken die ik zag.
Op andere momenten, wanneer we over politiek praatten, gaf mijn vader me de indruk dat ik in zijn ogen het recht had te bestaan, intellectueel gezien. Mijn vader bewonderde Roosevelt, en ik voelde me aangetrokken tot zijn liberale opvattingen, zoals een vlieg wordt aangetrokken tot honing.
Hij was totaal niet racistisch, en vertelde me dat ik kon trouwen met wie ik maar wilde, rijk of arm, neger (zo werden zwarten toen nog genoemd), wit of geel.
Het leek alsof vrouwen ook gelijk konden zijn. Mijn moeder, die sociale ambities voor mij had, zou tegen mijn vader schreeuwen omdat hij zo tegen mij sprak. Haar vader kwam uit Georgia en zijn grootvader had slaven gehad. Er was ook antisemitisme. Haar Franse grootvader, meneer Blitz, was joods en een briljante ingenieur. Hij bouwde een van de bruggen in New York. Ik heb nooit kunnen achterhalen welke het was; mijn moeder schaamde zich ontzettend voor hem! Zij was een toegewijde katholiek en schaamde zich dat ze een voorouder had die behoorde tot een sekte die zogenaamd Christus had vermoord.
ABSOLUTE RACIALE EN RELIGIEUZE VRIJHEID WAS MIJN VADERS OVERTUIGING EN IK HEB HET ME MIJN HELE LEVEN EIGEN GEMAAKT.


Het ging mis toen ik borsten begon te krijgen. De duistere kant van mijn idealistische vader manifesteerde zich.
Mijn vader raakte meer geïnteresseerd in mijn borsten die groeiden en mijn heupen die breder werden, dan in mijn politieke opvattingen en leven. Ik was een behoorlijk aantrekkelijk meisje geworden. Ik werd een object van zijn verlangen. Ongecontroleerde lust nam de overhand.
Er gebeurde iets tussen ons. Ik kan me niet meer herinneren wat het was, maar het was iets waardoor ik me voor altijd van mijn vader afkeerde. Alle liefde veranderde in haat. Ik kon niet langer met hem in een ruimte zijn.
Jaren later, op 22-jarige leeftijd, toen ik de psychiatrische kliniek verliet na tien elektroshocks, schreef mijn vader me:
‘Vergeef me alsjeblieft. Misschien kun je het je nog herinneren. Ik wilde je mijn minnares maken. Je was elf jaar oud…’
In 1961, papa, zou ik mezelf wreken door op mijn schilderijen te schieten met een ECHT PISTOOL. In het plastic zaten zakjes met verf. Ik schoot je groen en rood en blauw en geel.
JIJ KLOOTZAK!
Toen je me dit zag doen, had je ooit gedacht dat ik op jou aan het schieten was?
Pontus Hultén was altijd gefascineerd door de immense agressiviteit in mijn werk van de vroege jaren zestig. Soms zou hij het aantal speelgoedgeweren, MESSEN, SOLDATEN, COWBOYS en MONSTERS tellen die ik aan deze vroege reliëfs had gelijmd.
Deze AGRESSIEVE RELIËFS waren een geweldige bevrijding voor mij. Gedurende de 5 jaren dat ik op mijn schilderijen schoot, was ik nooit ziek. Ik kon eindelijk mijn woede kwijt zonder iemand pijn te doen.
Bloum, wat me redde tijdens die moeilijke jongvolwassen jaren, was een DENKBEELDIGE GEHEIME KIST die ik onder mijn bed bewaarde. Het was gemaakt van prachtig gesneden hout, ingelegd met emaille met de helderste kleuren. NIEMAND ANDERS KON DEZE KIST ZIEN. Wanneer ik alleen was, opende ik het en vielen er allerlei bijzonder gekleurde vissen, geesten en wilde zoetgeurige bloemen uit. In deze kist, die alleen van mij was, bewaarde ik mijn eerste gedichten, mijn eerste grootse dromen.
Mijn Amerikaanse grootvader, Donald Harper, leerde me bridgen toen ik elf was, en ik vroeg hem vaak The Raven van Edgar Allen Poe voor te dragen, of Annabel Lee, dat hij uit zijn hoofd kende. Edgar Allan Poe werd onderdeel van de doos. Ik verslond al zijn verhalen. Lezen, dagdromen, mijn bezoeken aan de Egyptische zalen van het Metropolitan Museum (dat zich op slechts een paar straten van ons appartement op 88th Street bevond) werden onderdeel van de kist.
DE DOOS WAS MIJN SPIRITUELE THUIS. MIJN ZIEL. Het begin van een leven van mezelf, waar zij – mijn ouders – niet konden binnendringen.
Mijn gouvernante, en die van mijn 4 broers en zussen, was een aantrekkelijke jonge Franse vrouw die tegen me klaagde dat mijn vader constant achter haar aan zat. Het begon me op te vallen dat Papa bijna alle aantrekkelijke vriendinnen van mijn moeder zag zitten.
Mijn gemengde en verwarde gevoelens maakten me radeloos en spoorden me aan mijn eerste creatieve statement te maken. DENKBEELDIGE WRAAK!
Op de Brearley School, waar ik op zat, waren tien Griekse standbeelden met vijgenblaadjes. Met een klasgenoot schilderde ik de vijgenblaadjes in glimmend rood.
SCHANDAAL!
De school stond erop dat we naar een psychiater gingen. Mijn moeder
legde het zo aan me uit: ‘Je bent GEEN NORMAAL KLEIN MEISJE en we willen je helpen er een te worden, dus sturen we je naar een SPECIALE DOKTER.’
Mijn vader moet erg zenuwachtig zijn geweest. Wat als ik de psychiater zou vertellen wat hij me had aangedaan toen ik elf was?

Die zomer, toen ik twaalf was, schreef en regisseerde ik mijn eerste toneelstuk, “Meat without Rationing” in Darien, Connecticut. Ik gaf mezelf ook de hoofdrol van restauranteigenaar die zijn vrouw vermoordt en haar aan zijn klanten in een stoofpot serveert, zodat hij ervandoor kan gaan met de serveerster, op wie hij smoorverliefd is.
Ik nodigde mijn ouders en 20 van hun vrienden en buren uit om naar de buitenvoorstelling te komen en liet ze 10 cent entree betalen.
Meer problemen! Mijn ouders waren beledigd en schaamden zich voor dit toneelstuk (net als hun vrienden) en door het feit dat ik weigerde het geld aan het Rode Kruis te geven, wat ze onmiddellijk na de voorstelling van me eisten. Ik wilde het per se houden om Batman en Wonder Woman te kopen, wat ik niet mocht lezen.
WIE WAS DIT KLEINE MONSTER DAT ZE OP DE WERELD HADDEN GEZET? Ze maakten zich zorgen dat ze dit rebelse kind niet onder controle konden houden. Ik werd te midden van ruzies en huilbuien weggesleept bij de psychiater, die ik inmiddels erg mocht (eindelijk luisterde iemand naar me), naar een vreselijke katholieke kostschool, “The Holy Child” in Suffern, New York. Ze hoopten dat het geloof zou kunnen redden waar zij hadden gefaald.
Na de spannende Brearley School, belandde ik in een soort gevangenis. In Brearley groeide mijn geest, en had ik de ruimte om te verkennen. Nu was het enige waar ik aan kon denken hoe ik kon ontsnappen uit het klooster.
Ik verklaarde dat ik een atheïst was, om te zorgen dat ik geschorst zou worden. Dat werkte niet. Ze zeiden dat ze iedere dag voor mijn bekering zouden bidden.
We begonnen te ruziën over theologie. Ze zeiden dat God alles deed wat Maria wenste. Als hij alles doet wat zij wenst, zei ik, dan is zij ZO MACHTIG ALS GOD. Het lukte me om de nonnen van hun stuk te brengen, wat ik zag als een kleine overwinning.
Ik was er nog altijd op uit om geschorst te worden en schreef hartstochtelijke liefdesbrieven aan mezelf. Daarna liet ik ze door een vriendin kopiëren en er een jongensnaam onder zetten. Deze keer lukte het me bijna, maar mijn moeder werd naar het klooster gehaald door de verontwaardigde nonnen. Helaas herkende ze mijn handschrift, dus werd ik zwaar gestraft maar niet weggestuurd.
Het was een van de strengste katholieke kostscholen van het land. We moesten iedere ochtend om zes uur naar de mis. In de slaapzalen waren gordijnen rond ieder bed, want God verhoede dat een meisje een ander meisje in haar slipje zou zien. We moesten ons ondergoed aanhouden als we in bad gingen. Hun boodschap kwam over, want de helft van mijn klas werd non nadat ze slaagden. Ik zou me soms ook laten betoveren, met name tijdens de retraite, wanneer we drie dagen lang niet mochten praten. Ik zou fantaseren dat ik een heilige was en dat ik me ontfermde over de melaatsen op een of ander exotisch eiland, en ik smeekte God om me te vergeven voor al mijn zonden. Maar daarna zou de betovering snel verbroken worden, dan zou de wierrook wegtrekken en werd ik weer de rebelse Niki!

De dingen zijn aanzienlijk verbeterd voor vrouwen sinds ik ben opgegroeid en wanneer je dit leest, Bloum, zal het wel klinken als de middeleeuwen. Zo was het ook.
Ik ben trots dat ik op mijn eigen kleine manier, met mijn persoonlijke opstand en mijn kunst, heb bijgedragen aan deze verandering. Later, aan het einde van de jaren 60, heb ik me nooit officieel aangesloten bij een vrouwenbeweging, omdat ik vond dat DEMONSTREREN ALS INDIVIDU ook belangrijk was. Ik zou om diezelfde reden ook nooit bij een politieke partij gaan.
Tijdens mijn adolescentie voelde ik me verscheurd net als vele jonge vrouwen, zelfs vandaag de dag, door de angst voor seksuele intimidatie in bioscopen en openbare plekken, en het plezier dat ik beleefde aan de macht die ik had over mannen door mijn jeugdigheid en uiterlijk.
Een vergankelijke macht, zeker, maar toch een echte macht. Ik had dagdromen waarin ik mezelf als een soort Cleopatra zag, met duizenden mannelijke slaven die mijn bevelen opvolgden. Ik wilde een femme fatale zijn.
Ik was ook bang voor mijn sterke seksuele gevoelens toen ik 16 was. Ik wilde niet gespleten zijn zoals mijn vader; aan de ene kant een eervolle man, aan de andere kant een slachtoffer van zijn eigen seksualiteit. Dit trok voor mijn gevoel deze eervolle man de modder in. NEE, IK ZOU NIET WORDEN ZOALS HIJ.
Het lukte me eindelijk het klooster te verlaten door mijn Tante Joy te vertellen dat ik aan zelfmoord dacht (wat niet waar was, maar waar een wil is, is een weg). Tante Joy was protestants en ze vond het idee dat ik opgesloten was met al die nonnen maar niets. Ze had veel invloed op mijn moeder. Na twee jaar bevrijdde ik mezelf eindelijk uit het klooster. Ik ging naar Oldfields, een prachtige kostschool in Maryland. Het leek me een geweldige plek. We mochten onze eigen kleren dragen in de middag, in tegenstelling tot in het klooster, waar we de hele tijd een uniform moesten dragen. We deelden onze kamers met één ander meisje. In de bibliotheek lagen interessante boeken. Ik maakte een paar goede vrienden.
Ik begon weer te schrijven. Deze keer was het een Marquis de Sade-achtig verhaal, ook al had ik nooit zijn werk gelezen. Ik beschreef een wilde seksuele orgie waarin ledematen werden afgezaagd en iedereen vermoord werd.
Helaas gaf ik dit korte verhaal aan mijn klasgenoten om te lezen. Een verontwaardigde student gaf het aan het schoolhoofd. (Na mijn afstuderen zei hij dat hij liever met 200 studenten te maken had dan met eentje zoals ik. Ik was erg beledigd. Ik mocht hem graag.) Na vele tranen overtuigde ik hem om niets aan mijn ouders te vertellen, en het lukte me om niet weggestuurd te worden.
Ik was niet geïnteresseerd in traditioneel schoolwerk maar hield van de spanning van hard blokken vlak voor examens, en het risico dat ik niet zou slagen. IK DEED HET ALTIJD GOED OP SCHOOL. Het grootste gedeelte van mijn tijd was ik ingewikkelde krabbels aan het tekenen in mijn kladblok, of verhalen en gedichten aan het schrijven, of Dostojevski aan het lezen.
Toen ik 15 was, won ik een poëzieprijs voor een lang gedicht, en overwoog ik schrijver of actrice te worden. Ik ging naar de drama- en literatuurclubs in Oldfields en werd ontzettend enthousiast van deze activiteiten.

Toen ik 17 was, een paar maanden nadat ik afstudeerde van Oldfield, dacht ik na over wat ik met mijn leven wilde doen en ik twijfelde. Wie zou ik worden? Sarah Bernhardt of Balzac? Ik kwam je grootvader, Harry Matthews, tegen in een trein naar Princeton, toen ik mijn grootouders ging bezoeken.
Ik had Harry al eens ontmoet toen we beiden 12 waren, en hij was de eerste op wie ik echt verliefd was. Ik vond dat hij er erg goed uitzag, ondanks zijn puistjes. Ik was onder de indruk van zijn kennis over muziek
en literatuur. Helaas negeerde hij me toen volledig en was hij alleen geïnteresseerd in 16-jarige meisjes.
Om indruk op hem te maken, leerde ik Carmens beroemde lied “Toreador”, maar het had geen zin. Toen hij naar New York vertrok aan het einde van de zomer, heb ik de hele dag gehuild.
De 17-jarige Harry was eerstejaars op Princeton en kwam net terug van een zomer lang rondreizen in Italië. Intussen was ik 5 jaar ouder, opgegroeid en veranderd in een mooie verschijning. Deze keer kreeg ik een warme reactie van hem.
Ik vond hem erg charmant en aantrekkelijk, en toen hij T.S. Eliots “The Wasteland” citeerde (dat ik niet kende), was het gedaan. We werden smoorverliefd. We ontdekten dat we veel gemeen hadden. KUNST, MUZIEK en LITERATUUR WAREN ONZE GODEN. WE WILDEN BEIDEN NIEUWE HORIZONS VERKENNEN, RISICO’S NEMEN, ONZE MAATSCHAPPELIJKE ACHTERGROND ACHTER ONS LATEN. LEVEN!
Alle andere jongens die achter me aan zaten, Bloum, en het waren er aardig wat, waren een miezerig stelletje vergeleken met hem.
In die tijd, als iemand achter je aan zat, vroegen ze je of je wilde trouwen, aangezien meisjes niet zo makkelijk met mannen het bed in doken. De Pil bestond nog niet. Zwangerschap vormde een reële bedreiging. Verlangen werd verward met huwelijk. Hoe onbereikbaarder de vrouw, hoe gewilder en beter te verkopen ze was op de trouwmarkt. Ik wilde echter graag een relatie zonder te trouwen, en het duurde niet lang voordat je grootvader me zijn minnaar maakte.
Een jaar later waren we verloofd. We waren beiden 18. Mijn ouders waren blij dat ze van me af waren, maar voor Harry’s moeder was het een tragedie. Ze had haar zoon ingeprent dat hij pas op zijn 35e zou trouwen.
Harry en ik gingen de eerste zes maanden van ons huwelijk naar 3 films per dag, wanneer hij niet op de renbaan was met mijn broer John, waar ze op paarden wedden. Harry zat nu op Harvard en kreeg niet veel werk gedaan. Ik begon te knoeien met verf.
Het huwelijk was succesvol op vele manieren. We wilden allebei wat maken van ons leven en hielpen elkaar daarmee. Harry was een bevlogen feminist en vond het niet erg om te stofzuigen of de boodschappen te doen (het was erg ongebruikelijk in die tijd, schokkend zelfs, als een man dat deed eind jaren 40, begin jaren 50).
De donkere kant was dat Harry aantrekkelijk was en zich aangetrokken voelde tot andere vrouwen. Wie weet? Misschien moedigde ik dit stiekem aan om aan mezelf te bewijzen dat alle mannen vrouwen verraden (een erfenis van mijn vader).
De angst en woede uit mijn jeugd haalden me in. Toen ik 22 was, kreeg ik een zenuwinzinking. Twee jaar nadat jouw moeder, Laura, werd geboren.
Mijn zenuwinzinking, waarin ik gek leek te worden, was het meest angstaanjagende wat ik ooit heb meegemaakt.
Ik werd nagejaagd door talloze conflicten. Overal waren CONFLICTEN; zo ook in de traditionele toneelschool in Parijs waar ik heenging. In plaats van dat ik me volledig veilig voelde om me uit te drukken, voelde ik me BEDREIGD. Ik stal MESSEN, SCHEERMESSEN; allerlei scherpe voorwerpen om mezelf te beschermen tegen de bedreigingen, tegen de WEERZINWEKKENDE horde ENORME, HARIGE PAARSE SPINNEN, zwarte spinnen met honderd poten, bergen van RANZIGE, ROTTENDE LIJKEN, talloze bloederige hoofden die de kamer opvulden, die NAAR ME SCHREEUWDEN — en toch, uit deze ontbinding, uit al deze duisternis, UIT AL DEZE DREK, ZOU GOUD VOORTKOMEN.
IK VERLIET DE PSYCHIATRISCHE KLINIEK ALS EEN KUNSTENAR. Daar had mijn roeping zich gemanifesteerd en die overmande me net zoals mijn waanzin me daarvoor had veroverd. In de inrichting was ik eindelijk vrij om mezelf te zijn. Ik was alleen met mijn kunst en niet bang om mijn eigen pad te kiezen. Dit was waarvoor ik was voorbestemd. Dit was wat ik wilde doen. Het was een magisch, alchemistisch proces.
Uit de duisternis kwam licht. Ik was herboren. Uit de pijn kwam wild enthousiasme voort. Mijn wilskracht kwam boven en bracht alle scherven van mij bijeen en DOOR MIJN KUNST WERD IK BETER. Ik was begonnen aan de echte reis van mijn leven.
Met dit blije bericht, Bloum, verlaat ik je, want vandaag, 29 oktober, is mijn verjaardag en over een paar uur ontvang ik een paar oude vrienden om te proosten op het nieuwe jaar, en drink ik een glas champagne op Jean en zijn nieuwe leven.
Nog een laatste ding voor ik je verlaat, Bloum. Vandaag ben ik 61. Er zijn vele jaren voorbij gegaan sinds de verhalen waar ik je over schrijf. Ik heb een behoorlijk aantal van mijn dromen kunnen waarmaken. Nieuwe uitdagingen liggen in het verschiet.

Ik ben een machtige vrouw geworden, maar ik ben er een beetje zenuwachtig over. Ik ben niet onder de indruk van de manier waarop de meeste mannen met macht en geld omgaan. Het stijgt ze normaal gesproken naar het hoofd, waarschijnlijk omdat ouder worden moeilijker voor ze is. Als vrouwen 40 zijn kunnen ze geen kinderen meer krijgen. Vrouwen worden veel jonger met hun leeftijd geconfronteerd dan mannen. Mannen op straat fluiten niet meer naar vrouwen ouder dan 45. Toen ik jonger was, vond ik het erg vervelend als mannen me lastigvielen op straat. Na mijn 45ste vond ik het jammer dat niemand op straat in Parijs of Italië naar me floot, en dat de mannen niet meer in de rij stonden om een lekke band voor me te vervangen. HET IS OOK NOOIT GOED! De macht van jeugd en schoonheid verdwijnt snel. De macht die overblijft is persoonlijke macht, als je dat kunt krijgen.
Hoe machtiger en hoe rijker een man wordt, hoe sterker zijn seksuele aantrekkingskracht. Dit geldt niet voor vrouwen en daar hebben ze geluk mee. Vrouwen hebben twee levens; een vóór en een na hun menopauze. Ze moeten daarom op een nieuwe manier naar hun leven kijken, aangezien ze niet langer kinderen kunnen krijgen, wat voorheen de voornaamste focus was in hun leven (voor de meeste vrouwen). Ze zijn jong genoeg om een nieuw leven te beginnen als ze dat willen, terwijl mannen alleen langzaam wegkwijnen in het ene leven dat ze hebben.
Soms voel ik me eenzaam, maar ik schaam me niet, Bloum (integendeel), om alleen te leven, om alleen naar mijn openingen te gaan. Ik voel er ook niets voor om een mooie jonge man te kopen om aan anderen te bewijzen dat ik nog steeds aantrekkelijk ben. Als er zich een echte relatie zou voordoen zou ik die niet weigeren, maar IK BEN NIET GEÏNTERESSEERD IN HET ZORGEN VOOR EEN MAN DIE WIL DAT IK ZIJN LEVEN VOOR HEM ORGANISEER, HOE BRILJANT HIJ MAG ZIJN. Het was al moeilijk genoeg alleen te leren leven, en ik ga dit voorrecht niet zo makkelijk opgeven.
Ik vind het fijn om oud te worden, Bloum (zolang ik gezond blijf). Er is nog zo veel te ontdekken, te onthullen. Het leven lijkt met de dag mysterieuzer, fascinerender en ingewikkelder.
Een dikke kus voor mijn Bloum,
Van Niki

FOTOGRAAF LAURENT CONDOMINAS
OVER NIKI
Toen we onderzoek deden naar de brief en het werk van Niki de Saint Phalle, ontdekten we fotograaf Laurent Condominas, die talloze belangrijke momenten uit haar leven vastlegde. We vroegen hem per e-mail wie Niki voor hem was. Hij schrijft: ‘Niki was een magneet. In haar jongere jaren was ze model geweest, maar nog steeds stond ze met gemengde gevoelens voor de camera. Ze was verlegen maar ook behoorlijk zelfbewust. Ze wist hoe ze de camera moest verleiden (en vrijwel alles en iedereen, als het er op aan kwam).
Ik was modefotograaf maar had er niet zoveel mee. Werken met Niki begon op haar verzoek, want ik bewoog me qua fotografie buiten de kunstwereld. We namen er de tijd voor, lunchten en reisden samen. Ze nam me mee naar tentoonstellingen en kon op fantastische wijze schilderijen en beeldhouwwerken duiden. Ze bracht ze tot leven en kon in detail ingaan op het creatieve proces dat er volgens haar aan vooraf was gegaan. Het was fascinerend.
Het ding met haar is, dat ze zoveel energie had dat het aanstekelijk was. Hoewel ze er breekbaar en verfijnd uitzag, bleek ze een monster van kracht en sensibiliteit. Door de jaren heen hebben we fotosessies gehad op de meest uiteenlopende plekken. Ze was grappig maar veeleisend, ze was prachtig en een vechter.’
Kleindochter bloum over Niki
‘Niki was een sterke aanwezigheid in mijn leven,’ vertelt kleindochter Bloum Cardenas in The Guardian. ‘Ze is al lang dood, maar nog steeds probeer ik haar trots te maken. Ik ben het niet eens met de manier waarop mensen haar Nana’s tegenwoordig zien. Voor mij is het een leger van vrouwen die de wereld overnemen. Mensen vergeten vaak dat in de jaren zestig, nog voor de popart, deze kleuren werden gezien als een uiting waren van wansmaak. En in de tijd dat je eruit moet zien als Twiggy, maakte zij vrouwen met volle borsten en een seksualiteit waar je niet omheen kon.’
Meer Over Niki
Niki de Saint Phalle (1930-2002) was een Frans-Amerikaanse beeldhouwer en filmmaker. Ze groeide op in een Franse aristocratische familie, haar vader was bankier. Ze werd wereldberoemd door haar kleurrijke Nana’s, oermoeders, en haar samenwerking en relatie met kinetisch kunstenaar Jean Tinguely (1926-1991). In 1972 maakte ze samen met Peter Whitehead de film Daddy, waarin ze verwijst naar de verstoorde relatie met haar vader.
Werk van Niki de Saint Phalle is opgenomen in de collecties van talloze musea waaronder Museum Boijmans Van Beuningen in Rotterdam, Stedelijk Museum Amsterdam, Centre Pompidou in Parijs, Tate in Londen, Museum Jean Tinguely in Bazel, Moderna Museet in Stockholm en Metropolitan Museum of Art in New York.
Deze niet eerder gepubliceerde brief uit 1992 is afkomstig uit de archieven van de Niki Charitable Art Foundation in Santee, Californië. Deze tekst is geen gerichte brief maar een vorm van schrijven die Niki koos om haar verhaal te vertellen.