Nachtvlinders

Profiel Kees van Dongen

Het werk van Kees van Dongen is te zien in Lichte zeden, een tentoonstelling over prostitutie in de kunst. Gustaaf Peek schrijft over het leven van de Nederlandse schilder: ‘Elke vrouw – prostituee, echtgenote, actrice of dame – krijgt dezelfde aandacht, dezelfde onderzoekende, ferm strelende blik.’

tekst: Gustaaf Peek

Op de portretfoto’s die er van Kees van Dongen (1877-1968) bestaan, vallen onmiddellijk zijn ogen op. Helder en fel lijken ze alle licht te vangen. Ze geven de schilder een intense, borende blik. Waren het portretten in kleur geweest, dan waren Van Dongens ogen meer opgegaan in een bont geheel van haartinten en kledingkeuzes. Maar het boeiende en eeuwige van zwart-witfoto’s is dat ze hoofdzaken benadrukken, grafische werkelijkheden uitlichten. Op een goede foto lijkt niemand op zichzelf, want niemand kan bij zichzelf zien wat een foto wel verraadt: huid, stof, haar, oogbol, jukbeen. De buitenkant dus, de mens zonder de verwarrende vertroebeling van het innerlijke.

De strenge zwart-witbeelden met het hoofd van de schilder staan in opzichtig contrast met zijn oeuvre. Denk je aan Van Dongen, dan denk je aan kleur. Hij was een van de leidende leden van de fauvisten en maakte net als zijn kunstbroeders schilderijen die door hun op effect gekozen, zo puur mogelijke pigmenten van het doek spatten. In de 19e eeuw had de fotografie belangrijke functies van de teken- en schilderkunst overgenomen. Wie wilde weten hoe iets eruitzag, leerde meer en meer op fotografie vertrouwen. Eigenlijk een gul geschenk, want schilderijen konden zich voortaan losmaken van het idee van representatie en definitief alle andere domeinen betreden, met ruimte voor elke ingeving of elk inzicht, elke droom of nachtmerrie, in welke vorm dan ook.

Kees van Dongen met ontwerpster en societydame Léa 'Jasmy' Jacob, zijn levensgezellin tussen 1917 en 1928
Fig 1. Kees van Dongen met ontwerpster en societydame Léa 'Jasmy' Jacob, zijn levensgezellin tussen 1917 en 1928

Kleuren zeggen iets, opereren op een primitief niveau. De primaire kleuren, populair bij de fauvisten, zijn de eerste die we als mens kunnen onderscheiden. Na drie maanden zien baby’s rood, geel en blauw. Diepte, een van de bewuste omissies in het werk van de fauvisten, ontstaat pas in de vierde maand in het gezichtsvermogen van zuigelingen.Van Dongen heeft lang en productief geleefd en is tijdens zijn uitgebreide, succesvolle carrière zijn expressieve kleurgebruik trouw gebleven. Deze loyaliteit maakt zijn oeuvre verre van eentonig. Elk menselijk talent is onvermijdelijk beperkt van aard, maar zoals elke schilder die zijn plaats in de kunstgeschiedenis verdient, wist Van Dongen binnen de grenzen van zijn wonderlijke kunnen zijn instincten zowel te volgen als te vormen. Hij wist zelf het beste wie hij was en wat hij kon. Een houding die voor misverstanden heeft gezorgd.

De reputatie van Van Dongen is namelijk die van een grillig man. Op de Salon d’Automne van 1905 in Parijs hingen zijn doeken in dezelfde zaal als die van Matisse. In 1968 overleed hij in Monaco als de zogenaamde schilder van het societyleven. Het lijkt het dramatische verloop van een slechte film: getalenteerde man werkt zich naar de top om, ver verwijderd van het bescheiden maar betekenisvolle begin, te eindigen in decadentie en bitterheid. Van Dongen zal in de latere decennia van zijn leven vast wel eens hebben gemijmerd over zijn reputatie, maar wie zich in zijn leven verdiept, krijgt sterk het gevoel dat hij zich opvallend bewust was van zijn talent en ambities, van de voordelen van roem en de reikwijdte van een schildersleven.

Het wezen van de vrouw

Van Dongen lijkt zich niet te conformeren aan het cliché van de getourmenteerde kunstenaar. De vroege doeken met prostituees en halfnaakte danseressen zijn niet een kritiekvolle weerslag van de ruwere sociale laag waarin hij zich in die fase van zijn carrière economisch noodgedwongen bewoog, maar uitingen van zijn levenslange onderzoek naar het wezen van de vrouw. En hoeren en artiesten waren het soort vrouwen dat hem op dat moment nu eenmaal omringde.

Nadat zijn werk populair was geworden, verhuisde Van Dongen naar steeds grotere en rijker ingerichte ateliers, die hij gebruikte om er te werken, te feesten, contacten op te doen en cliënten te fêteren. Alle champagne en al het gedans maakten hem geen mindere schilder, zijn onderwerpen veranderden gewoon. De vrouwen in zijn omgeving droegen opeens dure stoffen en kapsels, maar zijn vorsende blik op hun houding en manieren veranderde niet. Als schilder bleef Van Dongen altijd begaan met zijn onderwerpen en geobsedeerd door de werking van verf.

Ik ken Kees van Dongen van de schilderijen in Nederlandse musea, zoals De Blauwe Japon (1911) in het Van Gogh Museum, De vinger op de wang (circa 1910) in Boijmans Van Beuningen, Portret van de Vieux Clown (1906) en Anna de Noailles (1931) in het Stedelijk Museum Amsterdam. Het zijn doeken waar niet overheen te kijken valt, ze doen de ogen ontvlammen. Picasso, Matisse: dat zijn poëtisch en exotisch klinkende namen, een groot kunstenaar waardig. Het is me eerlijk gezegd meer dan eens overkomen dat ik nogal werd verrast door de oer-Hollandse naam ‘Kees van Dongen’ naast een schilderij dat ik net had bewonderd.

Kees van Dongen, De Blauwe Japon, 1911
Fig 2. Kees van Dongen, De Blauwe Japon, 1911

De kunstgeschiedenis heeft haar favorieten. Picasso en Matisse lijken door hun grootsheid andere uitzonderlijke talenten, zoals Van Dongen, te degraderen tot figuranten. Maar het zijn ondoorzichtige en onrechtvaardige processen die deze eenzijdige canonisering veroorzaken. Matisse en Picasso zijn allebei welvarend gestorven, maar ze worden niet, zoals Van Dongen, achtervolgd door de geur van ongebreidelde ambitie en geldzucht. Op een dag, na vol doende vergeetachtige jaren, zullen slechts de werken overblijven, en wie weet waar in de hiërarchie de bijfiguren dan belanden.

Een hongerige reiziger

Er bestaat een foto van Van Dongen, de vijftig gepasseerd, die aandachtig een vrouw lijkt te bestuderen terwijl deze, gewikkeld in handdoeken, een schoonheidsbehandeling ondergaat. Kapsel en baard van de keurig geklede schilder zijn volledig wit, Van Dongen kijkt duidelijk geposeerd, lichtelijk geamuseerd. Een nieuwsgierige, genereuze man. Ergens valt over hem te lezen dat hij tijdens de eerste, zware jaren in Parijs zijn geld verdiende ‘met het verkopen van kranten en het optreden als worstelaar’. Waarom zou iemand uit Delfshaven, opgegroeid tussen het mout van zijn vader, niet naar Parijs trekken om kunstenaar te worden, waarom zou iemand die worstelt voor de kost niet op een dag over Monegaskische boulevards flaneren? Telkens sta ik weer versteld van de verbeeldingskracht van kunstenaars, de enorme ruimte die ze ermee weten te overbruggen van wat is en wat ze doelgericht en zonder twijfels lijken te bereiken.

Van Dongen was een danser, een levensgenieter, een keiharde werker, een ondernemer, een hongerige reiziger, een goede gastheer en onvermoeibare netwerker. Maar voor mij is hij de schilder die opwekkend obsessief allerlei soorten vrouwen heeft vastgelegd. Elke vrouw – prostituee, echtgenote, actrice of grande dame – krijgt dezelfde aandacht, dezelfde onderzoekende, ferm strelende blik van de schilder.

{{Liefdesbrieven.}} De zwart-witfoto’s van Van Dongen zijn afkomstig van het RKD – Nederlands Instituut voor Kunstgeschiedenis. Dat wist in 2014 dankzij een veiling in Parijs de hand te leggen op een uniek archief van Van Dongen (1877-1968), met onder andere geïllustreerde brieven aan zijn vriendin Jasmy, foto’s, schetsboekjes en gegevens over diverse kunstenaars, filmsterren, dichters en schrijvers die hij portretteerde. Een deel van dat materiaal zal toegankelijk worden gemaakt in een RKD Monograph door Anita Hopmans, die werkt aan een promotieonderzoek over Van Dongen.
Fig 3. Liefdesbrieven. De zwart-witfoto’s van Van Dongen zijn afkomstig van het RKD – Nederlands Instituut voor Kunstgeschiedenis. Dat wist in 2014 dankzij een veiling in Parijs de hand te leggen op een uniek archief van Van Dongen (1877-1968), met onder andere geïllustreerde brieven aan zijn vriendin Jasmy, foto’s, schetsboekjes en gegevens over diverse kunstenaars, filmsterren, dichters en schrijvers die hij portretteerde. Een deel van dat materiaal zal toegankelijk worden gemaakt in een RKD Monograph door Anita Hopmans, die werkt aan een promotieonderzoek over Van Dongen.
Kees van Dongen, {{Nini, danseres bij de Folies-Bergère}} (1909) | Parijs, Centre Pompidou
Fig 4. Kees van Dongen, Nini, danseres bij de Folies-Bergère (1909) | Parijs, Centre Pompidou

Op het schilderij Femme assise uit 1911 zit een jonge vrouw met opgetrokken been op een fleurige canapé, ze kijkt nadenkend, leunt met haar linkerarm op twee rijkversierde kussens. Haar linkerborst is zichtbaar, maar dat is slechts een weinig opvallend, achteloos bestanddeel in een zinderend geheel.

Het is jammer dat Van Dongen ooit over het schilderen van vrouwen heeft gezegd: ‘De essentiële regel is dat je ze op het doek wat langer en slanker maakt. Vervolgens moet je hun juwelen wat groter maken. Dan zijn ze altijd tevreden.’ Dit lijken nauwelijks de woorden van iemand die jaar na jaar intrigerende mythes van zijn vrouwelijke modellen maakt, van iemand die als jongen de hoeren van Rotterdam observeerde en tekende en aan het einde van een lang leven de juwelen op zijn schilderijen overdrijft. Maar waarom ook niet.

Recente verhalen