Visionaire verzamelaars
Zij die de kunstgeschiedenis bepaalden
In een wereld waarin vooral mannelijke mecenassen en handelaren de kunstgeschiedenis in werden geschreven, bracht een opmerkelijke groep vrouwen stilletjes een revolutie teweeg in het kunstlandschap van de negentiende eeuw. Deze visionaire verzamelaars en handelaren speelden een cruciale rol in het ondersteunen van opkomend talent en het opbouwen van een verzameling van werken die later zouden behoren tot collecties van grote musea over de hele wereld.
Het RKD – Nederlands Instituut voor Kunstgeschiedenis dook enkele van deze buitengewone verhalen op van vergeten Nederlandse pioniers, waarmee een levendig netwerk van vrouwen aan het licht komt.

1. Sara de Swart (1861-1951)
Na het overlijden van haar moeder verruilde Sara de Swart haar geboorteplaats Arnhem voor Amsterdam, waar ze al snel onderdeel werd van een groep jonge kunstenaars en schrijvers bekend als de Tachtigers. Ze volgde boetseerlessen en werd opgeleid als beeldhouwer. De ongetrouwde en lesbische Sara was een opvallende verschijning in de vriendengroep. Van haar vrienden kocht ze regelmatig werken, waarna ook aankopen volgden van Franse kunstenaars Odilon Redon en Auguste Rodin. Al in 1889 had De Swart persoonlijk contact met Rodin en was ze een van de eerste Nederlandse verzamelaars van zijn werk.
Samen met haar partner, de naaldkunstenaar Emilie van Kerckhoff, woonde De Swart in villa De Hoeve in Laren en maakte ze reizen naar Azië en Egypte. In 1914 kwam aan het licht dat De Swart financieel aan de grond zat. Daarop liet ze mondjesmaat kunstwerken uit haar bezit veilen, maar het was niet genoeg. Het paar vluchtte naar Rome en vestigde zich later in Capri, waar De Swart in 1951, toen 90 jaar oud, overleed.

2. Helene Schemel (1850-1907)
In de herfst van 1893 begon Helene Schemel een kunsthandel vanuit twee salons op de begane grond van haar woonhuis in Den Haag. Haar man, de kunstenaar Adolphe Artz, was drie jaar eerder overleden. Behalve de zorg voor hun twee jonge kinderen moest ze ook in haar eigen onderhoud voorzien. Omdat ze veel kunstenaars al persoonlijk kende, lag het voor de hand een kunsthandel te beginnen. Na de ‘Kunsthandel Mevr. De Wed. Artz-Schemel’ een aantal jaar in haar eentje te hebben gerund, trouwde Schemel in 1897 voor de tweede keer. De zaak ging toen Maison Artz heten en verhuisde naar de Lange Vijverberg 14. Schemel verkocht schilderijen, aquarellen en tekeningen van de kunstenaars van de Haagse School en hun navolgers aan Nederlandse verzamelaars. Ook in de Verenigde Staten was hun werk erg in trek. Dat kwam goed uit want Schemel reisde graag en maakte meerdere keren de oversteek.

3. Gerarda Henriëtte Matthijssen (1830-1907)
Gerarda Henriëtte Matthijssen werkte aanvankelijk als kunstenaar en tekenleraar in haar woonplaats Leeuwarden. In 1878 opende ze er de Salon voor Moderne Kunst. Dit was haar nieuwste onderneming nadat ze tien jaar eerder al een succesvol fotoatelier was begonnen. In haar kunsthandel verkocht ze werk van kunstenaars als Hendrik Willem Mesdag, Frits Mondriaan (de oom van) en Laurens Alma Tadema.
4. Anna Christina van Zegwaard (1832-1913)
Na het overlijden van haar ouders en zes broers en zussen bleef Anna Christina van Zegwaard als enige van haar familie over en erfde ze het volledige familievermogen. Van Zegwaard, die zelf graag schilderde, begon met haar nieuwe fortuin aan een indrukwekkende verzameling die zou uitgroeien tot een collectie van 161 aquarellen, 37 schilderijen en 6 werken op papier van vooral Nederlandse kunstenaars. Ook kocht ze tijdens haar reizen, vergezeld door haar reiskamenier, aan aantal werken van internationale kunstenaars. Een groot schilderij van Hendrik Willem Mesdag uit haar collectie hangt tegenwoordig in het Rijksmuseum in Amsterdam. Helaas bleven er geen persoonlijke documenten of foto’s van haar bewaard. In haar testament liet ze noteren: ‘Ik begeer dat alle familieportretten, hetzij in olieverf, hetzij photographiën, zullen worden vernietigd, evenals het schilderwerk, door mij zelve vervaardigd.’

5. Griettie Smith-van Stolk (1860-1941)
Griettie Smith-van Stolk kreeg de liefde voor de beeldende kunst en het verzamelen met de paplepel ingegoten. Haar vader Adriaan Pieter van Stolk (1822-1894) verzamelde kunst en steunde de kunstenaar George Breitner financieel. Smith-van Stolk was een verdienstelijk kunstenaar. Ze maakte aquarellen en tekeningen van haar omgeving en dagelijks leven met familie, maar trad hier niet mee naar buiten. Smith-van Stolk had een kunstverzameling van bijna 200 objecten, waarvan 150 schilderijen van pioniers als Piet Mondriaan en Bart van der Leck. Het meeste kocht ze via Henk Bremmer. Smith-van Stolk steunde verschillende kunstenaars ook financieel. Een aantal werken uit haar collectie vond later een plek in het Museum Boijmans Van Beuningen, zoals Mondriaans iconische Compositie met kleurvlakjes uit 1917.

6. Adriana Johanna van Boekhoven-Leijdenroth (1840-1917)
Adriana Johanna Leijdenroth werd geboren in Den Haag en was een dochter van een hoedenfabrikant. Toen ze begin dertig was, stond ze ingeschreven als leerling aan de Academie van Beeldende Kunsten in Den Haag. Er zijn slechts twee schilderijen van haar hand bekend (beide collectie Centraal Museum Utrecht) en het lijkt er niet op dat ze haar werk tentoonstelde. Op haar 43ste trouwde Leijdenroth met dJacobus van Boekhoven, oprichter van een succesvolle drukkerij. Van Boekhoven, die dertig jaar ouder was dan Leijdenroth, overleed in 1897. Ze erfde de drukkerij, die ze met een medefirmant zou gaan runnen, en het totale vermogen van meer dan 250.000 gulden. Van Boekhoven-Leijdenroth liet daarna een nieuwe villa bouwen in Utrecht naar ontwerp van architect Eduard Cuypers. Kosten noch moeite werden gespaard voor de weelderige inrichting van het huis, waarin een schilderijenzaal niet mocht ontbreken. Ook de andere kamers van de villa werden gevuld met kunstwerken. Een jaar na haar overlijden werd haar kunstcollectie geveild van 66 schilderijen en bijna 100 werken op papier.

7. Louise Thurkow-van Huffel (1900-1987)
Louise van Huffel groeide op in Utrecht, waar haar vader een bekend antiquariaat had. Na enige tijd bij de gemeente Utrecht te hebben gewerkt, trouwde ze in 1933 met ingenieur Christianus Theodorus Franciscus Thurkow (1882-1970). Thurkow was tien jaar eerder begonnen met het verzamelen van voornamelijk Nederlandse schilderkunst uit de zestiende en zeventiende eeuw. Na het overlijden van zijn moeder erfde Thurkow niet alleen een grote villa aan Plein 1813 in Den Haag, dat al generaties lang in de familie was, maar ook de middelen om te gaan verzamelen. Schilderijen, zoals Salomon de Brays Jael, Debora en Barak [of Adriaan Coortes stilleven], kregen een plaats in het huis dat Thurkow – een aantal jaar voor zijn huwelijk – opnieuw liet inrichten. Het is nog niet duidelijk hoe het echtpaar tot aankopen kwam en of Van Huffel een andere smaak had dan haar man. Ze hield zich in ieder geval bezig met de documentatie van de collectie. Dit resulteerde in 1962 tot een door haar samengestelde catalogus die ze speciaal maakte ze ter gelegenheid van de tachtigste verjaardag van haar man. Naast die catalogus stelde zij ook drie albums met foto’s van de schilderijen en het interieur samen, zodat nu nog bekend is hoe en waar de werken in het grote huis hingen. Na de dood van haar man in 1970 deed Van Huffel geen aankopen meer. In 1978 verhuisde ze naar een kleiner huis. Sommige kunstwerken hield ze toen bij zich, andere schonk ze aan musea, werden geveild of onder de familie verdeeld. Na haar overlijden in 1987 liet ze dertien schilderijen na aan de Nederlandse Staat.

8. Josephina van Baaren (1890-1959)
Josephina van Baaren bracht samen met haar broer Lambertus (1888-1964) een verzameling bijeen van meer dan 400 schilderijen en tekeningen van Franse en Nederlandse kunstenaars uit de negentiende eeuw, en Japanse prenten en zilver. Hun vader – begonnen als timmerman-aannemer en taxateur – ontwikkelde zich als expert in onroerend goed. Broer en zus Van Baaren erfde het vermogen en Lambertus breidde dit nog verder uit. Dit stelde hen in staat om tussen 1925 en 1964 deze omvangrijke kunstverzameling aan te leggen. Ze kochten vooral bij kunsthandels in hun woonplaats Utrecht, maar ook in Den Haag en Amsterdam. Hun eerste aankoop was een serie van Japanse prenten die ze bij A.J. van Huffels Antiquariaat in Utrecht kochten. Hun aankopen waren sterk beïnvloed door de kunstpedagoog H.P. Bremmer. Beiden ongetrouwd bleven Josephina en Lambertus hun hele leven bij elkaar. Ze verzamelden en woonden samen in hun geboortehuis aan de Oude Gracht in Utrecht. Na hun dood werd het huis opengesteld voor geïnteresseerden. Sinds 1980 bevindt de kunstcollectie zich als langdurig bruikleen in het Centraal Museum.

9. Kora Cosman (1897-1964)
Kora Cosman werd geboren in Amsterdam en was een dochter van jurist en dichter Mr. Herman Cosman (1862-1921) en Dina Hyacinthe Kann (1867-1919). Hoewel zij het Amsterdams gymnasium glansrijk had afgerond, werd ze vervolgens opgeleid tot ziekenverpleger. Haar docent Helene Melk (1888-1970) was een van de eerste docenten verpleging in Nederland. Zij zou uiteindelijk haar levenspartner worden. Na een reis door de Verenigde Staten in 1928 vestigde het paar zich in Blaricum. Cosman had toen al een verzameling van enkele Nederlandse negentiende-eeuwse schilderijen en tekeningen. De meeste werken erfde ze waarschijnlijk van haar vader. Ook voegde ze een aantal eigen aankopen toe, zoals tekeningen van Marius Bauer, die ze bij de Amsterdamse kunsthandel E.J. van Wisselingh & Co kocht. Tijdens de Tweede Wereldoorlog moest Cosman, die joods was, onderduiken. Cosman en Melk namen ook een aantal onderduikers in huis. Tussen 1940 en 1942 verkocht ze een aantal kunstwerken uit haar bezit. Volgens de overlevering was Cosman ‘een model onderduikster, voorzichtig zonder in paniek te vervallen, rustig en opgewekt, gericht op haar huishoudelijke taak en vol belangstelling naar buiten.’ (Romein-Verschoor, p. 46) Na de oorlog woonde ze in Baarn. Bij haar dood in 1964 liet ze verschillende kunstwerken, waaronder werk van George Breitner, Gerrit Dijsselhof en Willem Maris, na aan het nabij gelegen Singer Museum in Laren.
Het RKD neemt de onderbelichte rol van vrouwelijke verzamelaars in Nederland in de periode 1780-1980 onder de loep. De resultaten van het onderzoek worden beschreven in een digitale publicatie in de reeks RKD Studies, die in het najaar van 2025 zal verschijnen.