‘We are the journey along the way’
Een pelgrim zijn
In wezen is het leven een voortdurend vertrekken en aankomen, vragen en antwoorden. Een pelgrim zijn betekent kiezen voor de nieuwsgierigheid en onzekerheid zich zich in het onderbewuste verzamelen. Met zijn poëzie die zingt in de taal van de werkelijkheid, wakkert David Whyte onze interne en externe dialogen aan.

Pelgrim is misschien wel het woord dat ons het best beschrijft. Een mens op doortocht, iemand die even hier is maar snel weer op weg gaat naar elders, iemand die nooit precies weet wat het belangrijkst is, het pad, de bestemming of de persoon die erlangs of ernaartoe loopt, iemand die eigenlijk nooit zeker weet waar de volgende maaltijd vandaan zal komen. We zijn reizigers, een gesprek tussen hier en daar, die onderweg allemaal zichtbare en onzichtbare hulp nodig hebben om te overleven. Pelgrims reizen per definitie in een wereld waar hen grote openbaringen te wachten staan, waar iets op het punt staat te gebeuren, en het meest beangstigende is dat hun eigen vergankelijkheid onderdeel is van de uiteindelijke aankomst.
De grote maatstaf van menselijke ontwikkeling is dat we ons er steeds bewuster van worden dat ons leven in een oogwenk voorbijvliegt. Dat we ogen hebben om te zien, oren om te horen, een stem om mee te spreken en armen om een geliefde mee te omhelzen, is een voorrecht dat ons maar even gegeven is. We zijn slechts op doorreis. Een mens wordt pas echt door contact, ontmoeten en verder gaan; vreemd genoeg kan iemand nooit het een boven het ander verkiezen. Ons leven als mens bestaat uit contact maken, leren kennen en verdergaan in voortdurende verandering. Sommige van deze transformaties maken ons groter en sterker, bij andere is het een zaak van eten of gegeten worden, van kunnen zien of bijna blind zijn, van spreken in de ene taal tot horen in een andere. Altijd is er de onderliggende notie dat wijzelf een zijn met de reis die we afleggen. We zijn degene die reist en degene die al is aangekomen.
We leven in parallelle en samenvallende contexten: we lopen in huis rond te rennen om onze koffers te pakken en we zijn al weggeweest en teruggekomen, we zijn alleen in onze reis en we staan op het punt de mensen te ontmoeten die we al jaren kennen. We mogen dan wel een en al beweging en uitwisseling zijn, we zijn daarnaast ook vakmensen, met een onuitputtelijke behoefte om onze vaardigheden en ervaring, onze stem en onze aanwezigheid waardevol te laten zijn in het eeuwige nu waar we doorheen trekken. We willen erbij horen tijdens onze reis. De manier waarop we onszelf overgeven aan dat pelgrimspad, als ultieme inwijding in kwetsbaarheid, is een vorm van geloof: we kunnen nooit weten wat er aan de andere kant van de bereikte bestemming ligt en ook niet of we in enige herkenbare vorm zullen overleven.
Het moment waarop we eindelijk kunnen begrijpen wie er al die tijd aan het reizen was, valt wonderlijk genoeg samen met onze aankomst bij de laatste transitie van de reis. In dat licht kan het zo zijn dat geloof, betrouwbaarheid, verantwoordelijkheid en trouw aan iets onbenoembaars mogelijk is, zelfs al zijn we reizigers. Op deze eenmalige reis worden we betere, trouwere metgezellen en sterker nog, pelgrims, door onze dierbare herinnering aan ‘het toen’ te combineren met de verbazingwekkende maar vaak voor lief genomen ervaring van ‘het nu’, en beide met het ongelofelijke en bijna ondenkbare ‘op het punt staand te gebeuren’.
Vertaling: Annette van der Heijden