Het kraken van de Mondriaancode

Victory Boogie Woogie

Al meer dan zeventig jaar wordt onderzocht hoe Victory Boogie Woogie eruit zou hebben gezien als Mondriaan het had kunnen afmaken. Maar hoe onvoltooid wás zijn meesterwerk eigenlijk?

Studio van Piet Mondriaan in New York met rechts de onvoltooide {{Victory Boogie Woogie}}
Fig 1. Studio van Piet Mondriaan in New York met rechts de onvoltooide Victory Boogie Woogie
tekst: Nina Siegal

Het moest de definitieve uitdrukking van zijn esthetische idealen worden, zo vertelde Piet Mondriaan in 1944 aan zijn vrienden over het schilderij waar hij op dat moment aan werkte. Het doek, dat bij wijze van eerbetoon aan de door hem zo geliefde Amerikaanse jazz de titel Victory Boogie Woogie kreeg, had toen al meer dan een jaar zijn volledige aandacht opgeslokt. Zelfs toen hij tien dagen voor zijn overlijden een ­acute bron­chitis opliep, werkte hij onafgebroken door aan zijn ­ultieme meesterwerk, zonder aandacht te besteden aan zijn snel ­verslechterende gezondheid. Hij plakte kleine vierkantjes gekleurd plakband op het doek en werkte tot hij er letterlijk bij neerviel. Vrienden vonden hem bewusteloos in zijn atelier en brachten hem naar het ziekenhuis, waar hij een paar dagen later aan een longontsteking zou bezwijken. Het ruitvormige, met kleine stukjes gekleurde tape beplakte doek dat hij op de ezel had achtergelaten, werd bekend als het laatste, onvoltooide meesterwerk van Mondriaan.

Vanaf dat moment is er onafgebroken, al meer dan zeventig jaar lang, onderzoek gedaan naar hoe het schilderij eruit zou hebben gezien als Mondriaan het had kunnen afmaken. Er zijn vele mogelijke definitieve versies voorbijgekomen, vaak ­gebaseerd op logische formules op basis van kleur­systemen of wiskundige algoritmen. Het Gemeentemuseum Den Haag, ­eigenaar van de grootste Mondriaancollectie ter wereld, krijgt nog steeds eens in de paar weken een e-mail of een brief van iemand die beweert de oplossing van het Victory Boogie Woogie-raadsel te hebben gevonden en dat met wiskundig ­bewijs te kunnen staven.

Piet Mondriaan, Victory Boogie Boogie (1942-1944) | Gemeentemuseum Den Haag
Fig 2. Piet Mondriaan, Victory Boogie Boogie, 1942-1944 | Gemeentemuseum Den Haag

‘Uiteindelijk klopt het nooit helemaal,’ zegt Hans Janssen, hoofdconservator Moderne Kunst van het Gemeentemuseum en auteur van Piet Mondriaan: een nieuwe kunst voor een ongekend leven, dat in november 2017 is verschenen. ‘Dat komt doordat al zijn werk – en dat is iets wat niemand van Mondriaan ­begrijpt – intuïtief was.’

Dit jaar viert Nederland de honderdste verjaardag van De Stijl, de kunst-, architectuur- en designbeweging die in 1917 is opgericht door Theo van Doesburg, die als kunstenaar sterk door Mondriaan is beïnvloed. In Mondriaans essay ‘Neo-­Plasticism in Pictorial Art’ suggereerde hij dat kunst ‘de ­natuurlijke vormen en kleuren overboord moet gooien’, ‘de ­uiterlijke kenmerken moet negeren’ en in plaats daarvan ‘zijn uitdrukking in de abstractie van vorm en kleur moet zoeken’.

Victory Boogie Woogie moest de volmaakte uitdrukking van Mondriaans esthetische idealen worden. Medio mei 1942 zei hij tegen zijn toenmalige vriendin, de Amerikaanse kunstenares en journaliste Charmion Von Wiegand: ‘Ik heb vannacht over een nieuwe compositie gedroomd.’ Hij was heel opgewonden, zo zou ze later vertellen in een interview, en hij liet haar een schets van het werk zien. Von Wiegand vroeg waarom hij niet aan meerdere schilderijen werkte in plaats van steeds maar weer de compositie van Victory Boogie Woogie aan te passen. ‘Waarom toch? Het lijkt wel alsof je twaalf schilderijen onder dit ene doek hebt begraven.’ Hij antwoordde: ‘Het gaat er niet om veel schilderijen te maken, het gaat erom dat ik één schilderij maak dat helemaal goed is.’

De kwestie van het onvoltooide kunstwerk

De uitdrukking ‘het laatste onvoltooide meesterwerk’ doet denken aan symfonieën, aan kathedralen en andere ­grote, ambitieuze projecten die de grenzen van het bestaan van de maker overschrijden: de grillige torenspitsen van de ­Sagrada Família van Gaudí in Barcelona, de basiliek die maar voor 15 procent voltooid was toen de architect om het leven kwam door een ongeluk met een tram; de opera Lulu, het 20e-eeuwse meesterwerk van Alban Berg, waarvan de derde akte pas vijftig jaar na Bergs dood werd voltooid; het Requiem van ­Mozart, waarvan de componist op zijn sterfbed de laatste zinnen aan zijn rivaal Salieri dicteerde (met dank aan de fantasie van ­Miloš Forman).

Die abrupt door hun schepper verlaten kunstwerken zijn de gekoesterde weeskinderen van ons cultureel erfgoed. Als hun maker er niet meer is, blijven ze voor eeuwig hangen op een onbepaald punt in de lijn tussen conceptie en voltooiing. Ze ­betoveren ons mede door die zwavelgeur van rondspattende creatieve vonken die er nog omheen hangt. Maar hoe onvoltooid wás Mondriaans meesterwerk eigenlijk? Toen zijn vrienden na zijn overlijden uit het ziekenhuis terugkwamen, keken ze naar het schilderij op de ezel – en op dat moment begon de discussie over de duiding en het lot van dit werk.

In veel opzichten was moeilijk vast te stellen hoe ver de ­kunstenaar al was gevorderd. De stukjes plakband op het doek, suggereerden volgens sommigen dat het schilderij nog volop in de steigers stond – zij gingen er vanuit dat hij van plan was het plakband later te vervangen door verf in die kleuren.

‘Toen zijn vrienden na zijn overlijden uit het ziekenhuis ­terugkwamen, keken ze naar het schilderij op de ezel – en op dat moment begon de discussie over de duiding en het lot van dit werk.’

De eerste verzamelaar die het na de dood van Mondriaan kocht, was een van ’s werelds grootste pioniers op het gebied van de abstracte kunst, Emily Hall Tremaine. Zij zag Victory Boogie Woogie als een ‘werk in uitvoering’ en beschouwde het als een ‘collage’, niet als een voltooid schilderij. ‘Bijna vanaf het eerste moment dat ik het werk in huis had, begon het te trillen, en ik besefte dat het teloorgaan van zelfs maar één element alles in de war zou schoppen wat Mondriaan had willen bereiken. Hij was heel minutieus,’ zei ze in een interview in 1967.

De kunsthistoricus Hans Jaffé noemde het ‘half afgewerkt’ en de kunsthandelaar Sidney Janis, die eerdere ontwerpen had gezien, schreef dat Mondriaan op het laatst ‘aan een voltooid werk zat te knoeien’. Harry Cooper, curator en hoofd moderne kunst bij de National Gallery of Art in Washington, verklaarde: ‘Dit schilderij was onvoltooibaar.’

Tremaine begreep de betekenis van het werk en leende het meteen uit aan het Museum of Modern Art in New York (waar het tot 1965 heeft gehangen), maar door al die losse stukjes plakband was het instabiel en daarom raadpleegde ze in 1946 drie kunstenaars over de conservering.

Harry Holtzman, beste vriend en erfgenaam van Mondriaan, zei dat hij op een nieuw doek het werk precies zo wilde schilderen als hij dacht dat Mondriaan het had bedoeld – met andere woorden: hij wilde het namens hem afmaken. Kunstenaar Carl Holty stelde voor alle stukjes plakband te verwijderen en op de lege plekken de juiste kleuren in te schilderen, waarmee hij dus het originele werk zou vernietigen om het in zijn ogen nu echt ‘compleet’ te maken. De schilderes Perle Fine stelde voor het originele schilderij intact te laten en er een exacte kopie van te schilderen, zonder er eigen interpretaties op te projecteren. Tremaine koos voor het plan van Fine en gaf haar opdracht tot het maken van de kopie, die nog steeds als voorbeeld voor restauratoren dient als er een stukje plakband van het origineel valt of als er iets anders moet worden hersteld.

Piet Mondriaan, {{Broadway Boogie Woogie}}, 1942-1944 | Museum of Modern Art, New York
Fig 3. Piet Mondriaan, Broadway Boogie Woogie, 1942-1944 | Museum of Modern Art, New York

Een droge rekenaar

Er is een foto van Arnold Newman uit 1942 waarop we Mondriaan zien in het New Yorkse atelier waar hij de laatste vier jaar van zijn leven doorbracht. Hij staat voor een ezel die parallel loopt met de randen van de foto. Hij zit kaarsrecht met zijn hand onder zijn kin en hij heeft een intens melancholieke uitdrukking op zijn gezicht.
De hoek van zijn arendsneus herhaalt zich in de helling van zijn hand, en zijn bijna kale schedel vormt een volmaakt ovaal, met een accentuering van de vorm door het donkere doek aan de muur achter hem, zodat ze samen de straal van een cirkel vormen, deels in het licht, deels in het donker. De peinzende ogen en de geometrische vormen zijn sculpturaal en doen denken aan Modigliani’s suggestieve zelfportretten: een vluchtige amandelvorm voor een oog, een nonchalant trapezium voor een neus.

Wie was deze man die zo z’n best deed alles om zich heen te ordenen? ‘Velen denken dat hij een droge rekenaar was,’ stelt Janssen. De kleuren, de lijnen en de grafische elementen verlenen zijn schilderijen een anonimiteit die niet uitnodigt tot het stellen van vragen over de man achter de schilderijen, zoals bij een Van Gogh of een Rembrandt, waar je het gevoel krijgt dat je door het beeld contact maakt met een mens. ‘Tot op de dag van vandaag menen veel kunsthistorici dat het leven van Piet Mondriaan irrelevant of grotendeels irrelevant is,’ schreef Janssen in zijn biografie. ‘De mens die hij was, zijn innerlijke leven, wordt zelden in overweging genomen. Het leven van Mondriaan bleef onbekend.’

Hans Janssen

‘Tot op de dag van vandaag menen veel kunsthistorici dat het leven van Piet Mondriaan irrelevant of grotendeels irrelevant is’

Dat gevoel van anonimiteit heeft mensen er herhaaldelijk toe gebracht Mondriaan met een machine te vergelijken. Clement Greenberg, een van Mondriaans eerste critici, schreef dat hij ‘in zijn schilderijen streefde naar de totale meetkundige en machinale precisie’. De kunstenaar Robert Motherwell hield van het werk van Mondriaan ondanks ‘dat hij zijn schilderijen dehumaniseerde (alsof ze met mechanisch gereedschap waren gemaakt)’.

Veel van zijn tijdgenoten beschouwden zijn werk als iets dat op de een of andere manier algoritmisch te ontcijferen moest zijn. Georges Vantongerloo, een Belgische schilder en beeldhouwer die ook tot de neoplasticistische school behoorde, heeft Mondriaans schilderijen in 1922 en 1923 opgemeten, wiskundige vergelijkingen gemaakt op grond van bepaalde berekeningen en uiteindelijk honderden pagina’s volgeschreven met data waarin hij beschreef hoe de schilderijen tot stand waren gekomen. Toen hij die aan Mondriaan voorlegde, schijnt die heel kwaad te zijn geworden, omdat hij zijn werk tot formules gereduceerd zag – al is hij wel met Vantongerloo bevriend gebleven. En tot op de dag van vandaag wordt Janssen gebeld door mensen die hem vragen of hij hun de RAL-codes – een Europese kleurcode – van Mondriaans schilderijen kan geven zodat ze die kunnen gebruiken om de formules te berekenen.

Anderen kwamen tot een heel andere conclusie. ‘Mondriaans kunst is bedoeld om de materiële wereld te overstijgen,’ betoogt Simon Schama, die ook zegt dat je de kleurvlakken ‘allemaal tegelijk’ moet zien, want dan kun je je ogen dichtdoen en het werk door de geest laten overnemen. Mark Rothko ging zelfs zo ver Mondriaan ‘een sensualist’ te noemen.

 

Het late werk

In 1998 heeft de Stichting Nationaal Fonds Kunstbezit voor het Gemeentemuseum de Victory Boogie Woogie voor 80 miljoen gulden (ongeveer 36 miljoen euro) van de Amerikaanse verzamelaar Samuel Irving Newhouse gekocht, een zeer controversiële aankoop. Niet alleen was het bedrag veel hoger dan de regering tot dan toe ooit voor een kunstwerk had uitgegeven, maar er was ook veel discussie over de vraag of die middelen niet beter hadden kunnen worden besteed aan een Rembrandt of een Van Gogh, die immers veel toegankelijker waren voor het grote publiek. En waarom zo veel geld uitgeven voor een schilderij dat niet af was?

Het Gemeentemuseum wilde de vragen van het publiek over Victory Boogie Woogie wel beantwoorden, maar had niet alle antwoorden. Hans Janssen was van mening dat dit werk zich bij uitstek leende voor onderzoek naar de manier waarop Mondriaan werkte. In 2006 begon het museum in samenwerking met het Instituut Collectie Nederland en een onderzoeksteam uit Italië, het MOLAB, een onderzoek dat zeven jaar zou duren. Men ging ervan uit dat de kleine stukjes tape die Mondriaan bij het werken aan de compositie op het schilderij plakte, zouden wijzen op een proces van ‘denken op het doek’. Sommigen meenden dat dit de sleutel tot de Mondriaancode kon zijn.

Met een breed scala aan destijds nieuwe technieken, zoals infraroodreflectografie, ultraviolette fluorescentie, röntgen- technologie en iets wat ‘Fourier Transform Infrared spectroscopy’ heet en dat een analytisch instrument is dat meestal wordt gebruikt om middeleeuwse fresco’s en schilderijen van oude meesters te onderzoeken, probeerden ze de soms wel acht lagen diepe tape ‘uit te graven’. Toen hun onderzoek in 2012 technische conclusies over het werk had opgeleverd, publiceerden ze er een boek over: Inside Out: Victory Boogie Woogie. Daarin betoogden ze dat de grotere kleurvlakken in het schilderij al in een vroeg stadium waren vastgelegd en dat de grote rode en blauwe velden ‘min of meer voltooid’ waren, maar dat er aan de kleinere rode en blauwe vlakjes nog werd gesleuteld.

Over de laatste details moest Mondriaan nog een definitieve beslissing nemen en hij aarzelde nog over de uiteindelijke samenstelling, zegt Janssen. ‘Hij schoof alleen nog met de stukken.’ Die laatste ogenschijnlijk kleine wijzigingen maakten echter wel degelijk verschil voor het algemene gevoel van de compositie. Mondriaan heeft ten slotte de zwarte lijnen gewist en vervolgens zijn eigen symmetrie doorbroken door vlak boven of onder de oorspronkelijke lijn plakband aan te brengen. Volgens Ysbrand Hummelen, specialist in conservering en restauratie, creëerde hij daarmee een nieuwe dynamiek, of een ‘syncope’, een term die meestal in de muziek wordt gebruikt wanneer tonen niet in de tel of de puls vallen en zo een onverwacht accent leggen. Zoals Van Wiegand het beschreef toen ze Mondriaan had geobserveerd: ‘Hij werkte in een bepaald ritme en gaf dat door aan het doek.’

De Duitse filosoof Theodor Adorno schreef over het latere werk van verschillende kunstenaars, en stelde dat ze daarmee vaak in opstand komen tegen de samenhang die de critici eerder aan hun werk hebben opgelegd. Zo schreef hij uitgebreid over het late werk van Beethoven en zag in zijn laatste symfonieën een groeiend inzicht in het feit dat er geen eenheid, geen harmonieuze synthese bestaat, zoals hij nog wel dacht toen hij jong was. Het is om die reden, meent Adorno, dat het werk van de jonge Beethoven krachtig en van een organische eenheid is, terwijl het later grilliger en excentrieker werd.

Mondriaans Victory Boogie Woogie, zijn laatste grote schilderij, lijkt dicht bij zijn voltooiing te zijn geweest. Het gesleutel aan het eind kan een klein gebaar zijn geweest, maar zonder dat geknutsel – die hardnekkige pogingen om de compositie een tikje uit balans te brengen – zou het schilderij misschien niet de visuele trillingen hebben behouden die het tot op de huidige dag nog steeds heeft.
‘Door de code te kraken onthul je nooit het echte mysterie,’ zegt Janssen. ‘Hoe verder je komt, hoe meer vragen dat weer opwerpt. Ik kijk er nu al vijftien jaar naar, en als ik er straks dertig jaar aan heb gewerkt en over heb geschreven, heb ik nog steeds geen antwoorden. Ik weet vrijwel zeker dat het raadsel van Victory Boogie Woogie ook dan nog niet zal zijn opgelost.’

 

Vertaald uit het Engels door Gerda Baardman

Recente verhalen