Terug naar de toekomst
Interview met Lidewij Edelkoort
Wat betekent tijd voor iemand die de toekomst voorspelt? En hoe word je een voorloper, een tijdreiziger, een duider van dingen die in een ver verschiet liggen? Lidewij Edelkoort (1950), trend forecaster, moet in de loop van haar leven steeds vaker de toekomst zijn ingeschoven die ze ooit eerder heeft voorzien. En zich meer dan eens hebben afgevraagd of ze gelijk had met haar visioenen over een wereld veroverend kleurenpalet, een nieuw silhouet, een tendens, of een verandering in onze maatschappelijke voorkeuren.

Sinds haar in 1986 opgerichte bedrijf Trend Union in Parijs heeft ze die toekomst niet alleen voorspeld maar ook mede bepaald: als Madame Edelkoort zei dat er roze op komst was, dan kleurde die toekomst roze. Het Amerikaanse nieuwstijdschrift Time rekende haar in 2003 tot de vijfentwintig invloedrijkste mensen in de modewereld. In 2012 ontving ze de Cultuurfonds Prijs in Nederland en in de lente van 2024 stond ze in de lijst van de vijftig meest invloedrijke vrouwen in architectuur en design volgens het toonaangevende online designmagazine Dezeen.
Intussen ligt er zeventig jaar tussen de opzienbarende eminence grise en de peuter op de foto uit haar kindertijd. Een meisje met een tricot truitje, jersey broekje en kleine sandalen aan, en met een open, oplettende blik gericht op de verte. Het is een van de dingen die onmiddellijk opvalt bij een eerste ontmoeting in haar huis aan de kust van Normandië: die niet-aflatende, nieuwsgierige lichtblauwe blik.


Hoe kun je een wijze van kijken en voelen ontwikkelen waardoor je als een barometer re- gistreert wat er voor veranderingen op til zijn?
‘Je moet een leven leiden aan de rand van de maatschappij om dingen helder te leren zien en te kunnen duiden. Je moet ruimte houden tussen jou en datgene wat je wilt leren begrijpen. Daarom is reizen zo belangrijk, dat loskomen van je eigen cultuur en dat in dezelfde beweging ontdekken en verkennen van nieuwe plekken, mensen en culturen. Overal waar ik ben, probeer ik te letten op dingen en gedachten die ongewoon zijn, want het zijn vaak de uitzonderingen die inzicht geven in wat er komen gaat. Want de toekomst verraadt zich door dat wat ongewone mensen denken en doen en ideeën en gedragingen, die eerst door een klein groepje worden overgenomen en dan als een explosie multipliceren, waardoor het een trend wordt.’
Wat zijn trends? Waar komen ze vandaan?
‘Een trend is een accumulatie van gedachten die buiten ons brein treden, want alle gedachten die je hebt blijven niet alleen beperkt tot je hoofd, maar worden ook gedeeld met een veld buiten ons om. Als dat veld een kritieke massa bereikt, waarbij dus genoeg mensen aan dezelfde dingen denken, dan wordt het een soort algemene beschouwing en beweging, waaruit iedereen kan putten. Bij een massa van twintig procent wordt zo’n nieuwe beweging al gemeengoed.’
Een soort van kosmische database?
‘Ja, in principe vliegen al onze ervaringen, gedachten en wensen rond, en staat het ons allen vrij die op te vangen. Bepaalde mensen voelen dingen eerder aan dan andere mensen. Er is bijna altijd wel iemand die zegt: ik heb zo’n zin in een rode trui en dan twee jaar later is het zover. Weet je, iedereen heeft wel eens zo’n moment. Alleen moet je er dan iets mee doen en leren die intuïtie te trainen om het tot je beroep te kunnen maken.’
Hoe train je die intuïtie?
‘Door steeds beter te luisteren. In het begin heb ik vaak niet geluisterd naar die innerlijke stem maar dan bleek ik er weer naast te zitten. Dus op een gegeven moment heb ik besloten die intuïtie blind te vertrouwen. Als je je daaraan houdt, krijg je een soort van instinctieve signalen door. Dan kan het zijn dat je ineens een kleur ervaart, of een sculpturale vorm, of dat je iets invalt over een nieuwe sociale ontwikkeling of een cruciale verandering voorvoelt in de maatschappij. Het kan alles zijn. Want werkelijk alles is valt te interpreteren. Soms gaat het zelfs zo ver dat ik het lichamelijk kan aanvoelen. Dat mijn schouders zeggen: ik wil breder worden. Of dat mijn benen beweren dat ze langer willen zijn. En nee, dat heeft niet met mijn eigen wensen te maken, het is meer van binnenuit een indicatie. Daarover gesproken. Het wordt nu dus echt wel weer tijd voor benen.’
Tijd voor benen?
‘Ja, lange benen. Maar we moeten eerst van de borsten af, want dat is natuurlijk het grootste probleem.’
Borsten zijn het probleem?
‘Het feit dat we denken dat borsten steeds groter en voller moeten worden, is heel slecht voor de gezondheid en de mode. Want alle kleding blijft daarop hangen, en daardoor zak ik de schouderlijnen naar achteren. Het is gewoon een raar iets geweest met die borsten.’
Hoe is dat ontstaan?
‘Ik denk eigenlijk dat het komt door aids, door die epidemie in de jaren tachtig en negentig, waardoor zoveel mensen die bezig waren met creatieve vakken overleden zijn. Hele groepen mensen uit de kunst, dans, stijl, make-up en mode zijn verdwenen. En daardoor kwam het beeld weer in de handen van heteroseksuele mannen. Toen moesten we opeens weer hoge hakken aan, hadden we opeens weer handtasjes. Weet je, we hadden alles gedaan om ervan af te zijn: we hadden broeken met zakken, we hadden mannen jasjes, we hadden laarzen, we hadden shirts, en ineens was dat weg. De jurk was terug. En er gebeurde nog iets eigenaardigs: er kwam een verbod op de tepel. Daardoor zijn al die beha’s zo gewatteerd en voorgevormd. Maar ik heb het tijdens de recente modeshows voor 2025 gezien: samen met de toef, het wulpse schaamhaar, wordt de tepel weer bevrijd.’
Heb je dat gevoel voor wat er staat te gebeuren altijd gehad?
‘Ik ben een geboren uitvinder en verzinner. Op de academie in Arnhem blonk ik niet uit in tekenen en ontwerpen, maar wist ik wel altijd mijn medestudenten te vertellen wat ze het beste konden maken met de stoffen die voor ons lagen. Ik werd meteen de artdirector van het hele stel. Als kind hoefde ik niet naar de kleuterschool omdat ik mezelf thuis prima kon vermaken. Ik wilde als kleuter graag volwassen zijn en had een huis gemaakt in de hoek van de kamer, met een platenspeler en platen van karton, waarvan ik de muziek hoorde spelen als ik die opzette. Ik maakte ook al een attachékoffer. Van karton natuurlijk. In die tijd, de jaren vijftig, droeg ik het liefst mijn lievelingsnachtjapon, die net na de oorlog was gemaakt uit oude meelzakken van linnen, die eerst door mijn oudere zus werd afgedragen, waardoor die was afgewassen en heerlijk zacht was. Ik zag er in uit als een engel. Het was ook een nachtpon die me een gevoel van geborgenheid gaf en die angsten kon bezweren – ik had een rijk fantasieleven en was bang voor nachtelijke wolven. En die geborgenheid is meteen een van de meest prachtige dingen van kleding, de fysieke maar ook de emotionele bescherming ervan. Dat de wijze waarop je je kleedt een verschijningsvorm wordt die bij je past en zorgt dat mensen respect hebben en waardering, of zelfs aanbidding voelen.’


Hoe werd je een spil in die modewereld?
‘Mijn doorbraak in de modewereld kwam na mijn periode bij De Bijenkorf, waar ik stylist was, toen ik met vrienden in 1986 ons eigen collectief Trend Union oprichtte in Parijs. We maakten trendboeken en gaven wereldwijde trendpresentaties. Dat gaat inmiddels allemaal via zoom, maar vroeger maakten we tournees door Europa, Amerika en Japan. We hadden ook klanten daar, en gingen stoffen shoppen. Het was allemaal heel glorieus. Maar dat bestaat niet meer. Mensen hebben geen tijd en geduld meer om naar zoiets te luisteren en willen zich niet meer verplaatsen.De modewereld is intussen erg veranderd. Modemerken hebben marketing en kunstmatige intelligentie waarmee ze kleding ontwerpen. Alle beslissingen zijn volledig datagedreven. Dat is niet goed voor de mode, want die data leren je dat je moet blijven herhalen wat goed loopt. Dit betekent dat een ontwerper bij een groot modemerk eerst de bestsellers van vorig jaar moet herproduceren en de trends van het moment moet vertalen naar de collectie, waardoor er hooguit tien kledingstukken overblijven waarvoor iets nieuws verzonnen kan worden. Dat is waarom de mode totaal is vastgelopen. Er wordt in geïnvesteerd alsof het een zware industrie is die niet in beweging is. Terwijl de mode leeft bij de gratie van verandering. Omdat die verandering nihil is geworden, is er een precaire situatie ontstaan. Want op een goed moment is er toch ineens een stop, een ommekeer, een noodrem, en ja, dan kun je heel erg de mist ingaan. Zoals kortgeleden is gebeurd toen van het ene op het andere moment streetwear uit het straatbeeld verdween, ‘Het is tijd voor benen. Maar eerst moeten we van die borsten af, want dat is natuurlijk het grootste probleem. Het feit dat we denken dat ze steeds groter en voller moeten is heel slecht voor de mode’ waardoor nu iedereen met die hoodies en pufferjassen blijft zitten. En hetzelfde gebeurt met alle sneakers. Die zie je nu overal in de uitverkoop. Want de mens wil opeens mocassins en rijglaarsjes. Het is een ongekende, radicale stop, zoals ik nooit eerder heb gezien.’
Kun je die radicale stop verklaren, bijvoorbeeld aan de hand van die sneakers?
‘Eigenlijk hoort het allemaal bij elkaar. De zwarte creatieve gemeenschap, uit de wereld van hiphop en rap, zijn merken begonnen als Off-White en Supreme. Toen vervolgens ontwerper Virgil Abloh de mannenmode van Louis Vuitton ging doen, kwam er een hele grote, flamboyante beweging op gang, waar Balenciaga nog een keertje overheen ging, met nog meer oversized spul. Zelfs alle sneakers begon- nen uit te dijen en steeds heftiger te worden. Ik doel dus op de gehele gentrificatie van straat- mode, waar heel veel mensen heel veel geld mee verdienden. Maar met de dood van Abloh bleek dat het ineens helemaal afgelopen was. Dat heeft weinig of niks met zijn dood te maken, maar het was wel op dat moment precies over en uit. Toen wilden jongens opeens vintage shirts en schoenen. Het had natuurlijk ook te maken met covid, want iedereen zat thuis in vormeloze pakken en pyjama’s en was er wel klaar mee. Na de lockdown kwam er behoefte aan tailoring en structuur.’
Speelt verduurzaming daar nog een rol in?
‘Dat is een enorm probleem, want het is helemaal niet geregeld en komt ook niet van de grond. Alleen maar heel sporadisch, door een huis als Hermès, die dat wel goed doen. En er zijn nieuwe merken als Bode, die verzamelt alleen oude partijen stoffen en hergebruikt die dan. En veel jonge mensen die nieuwe kleren van oude kleren maken, maar dat aandeel is heel klein. Het is bijzonder zorgelijk, maar er is wel een oplossing voor, want er is nog één iemand die kan én moet ingrijpen, en dat is de consument. Als consumenten moeten we op een andere manier naar onze klerenkast leren kijken. We kunnen met onze kleren leren omgaan zoals met een kunstcollectie – met die spaarzaamheid, zorgvuldigheid en manier van conserveren. Weet je, met één welgekozen nieuw stuk in je kast, kun je talloze nieuwe combinaties en variaties maken. Het kan een volledig, frisse draai geven aan alles wat je in je klerenkast hebt hangen. Zo wordt de consument verzamelaar.’
Niet alleen mode, veel systemen zijn toe aan een radicale omslag, een frisse draai. Hoe zie je de toekomst voor je op metaniveau?
‘Weet je wie me hoop geven? Mijn jonge studenten van de masteropleiding From Farm to Fabric to Fashion die ik heb opgezet bij Polimoda in Florence. Omdat niemand meer weet waar materialen vandaankomen en hoe ze worden geproduceerd, gaan we met de studenten terug naar af; terug naar de boerderij. De studenten ontdekken vezels, leren garen spinnen uit linnen en wol, leren weven, breien en stoffen versieren. Ze beginnen pas in een latere fase met het ontwerpen van kleding. Ik heb ze wezenlijk zien veranderen, je zag het zelfs aan hun uiterlijk. Hun innerlijke passie straalt uit en maakt ze mooier. Maar het gaat voorlopig helaas maar om een handvol leerlingen. Wat me ook vertrouwen geeft is mijn ervaring met het World Hope Forum dat we hebben opgezet tijdens de pandemie. We bezoeken iedere maand online een ander land waar een ambassadeur een programma samenstelt met lokale rolmodellen die nieuwe sociale, economische, culturele, industriële of ambachtelijke praktijken hebben ontwikkeld, waarbij de focus ligt op hoop in plaats van winst, en waarbij mensen en de planeet op de eerste plaats komen. Ze laten zien hoe je een nieuwe wereld kunt maken. Het is een gratis platform waar inmiddels duizenden mensen aan deelnemen. Voor ons als mensheid voorzie ik een kolossale omwenteling. Over ongeveer vijftien jaar gaat AI een groot deel van onze werkzaamheden overnemen. Dat betekent dat we nu al moeten nadenken over wie we zullen zijn zonder of met minder werk. Ons idee van geld verdienen door arbeid en onze dagelijkse routines zullen niet meer bestaan, daarom moeten onze schoolsystemen muteren. De vraag is: wat verleent ons dan een identiteit en geeft betekenis en urgentie aan onze tijd op aarde? Er zijn dagen dat ik een doemscenario voor me zie, maar door mijn rooskleurige bril zie ik ook een onmetelijke rol weggelegd voor creativiteit – voor spelen, dansen, zingen, koken, tuinieren, craft en kunst. Want het met de hand maken van dingen heeft ons sinds het begin der tijden een gevoel van trots en geluk gebracht. Ik noem het de Eeuw van de Amateur.’
Voorlopig doet Lidewij Edelkoort wat ze altijd al deed: reizen, werken en dingen mogelijk maken voor zoveel mogelijk mensen. Hoe ze dat volhoudt? ‘Ik voel me eigenlijk mentaal steeds jonger worden’, zegt ze. Mooi is dat. Terwijl ze ons in geel de ongewisse toekomst injaagt, reist ze zelf terug in de tijd op die eeuwige sandalen van haar.