Obstakels
‘Ik zie het als de taak van het museum om zulke risico’s te nemen’
De tentoonstelling Open einde onderga je op eigen risico, want om alle installaties te kunnen zien, heb je wat obstakels te overwinnen, weet directeur Benno Tempel van het Kröller-Müller Museum: ‘Zoals je een ritueel ondergaat, zo behoor je ook deze tentoonstelling te ondergaan, in plaats van dat je deze simpelweg aanschouwt.’
Het is een opvallende titel, die het Kröller-Müller Museum heeft gekozen voor de eindejaarstentoonstelling: Open einde. Is die titel positief bedoeld, in de zin dat er nog altijd meerdere eindes denkbaar zijn, dat niet alles vastligt? Of moeten we deze eerder fatalistisch opvatten – bevinden we ons hoe dan ook in een of ander eindstadium, waarin de ecologie het heeft verloren van economische belangen, waarin de mens zich steeds vaker verlaat op kunstmatige intelligentie om zich verstaanbaar te maken?
‘Er is lang over die titel nagedacht,’ zegt Benno Tempel, directeur van het museum. ‘Het is een titel vol paradoxen.’ Een prozaïsche uitleg: het Kröller-Müller zal binnenkort een grote verbouwing ondergaan, waardoor het een tijdje dicht zal zijn. Een einde dus, maar een tijdelijk einde, een open einde. Maar de titel heeft ook een diepere betekenis. ‘De tentoonstelling begint tegen het einde van het jaar, ze maakt de jaarwisseling mee, het is de tijd van zowel terugblikken als vooruitkijken. Dat reflectieve karakter past sowieso bij het museum – oprichter Helene Kröller-Müller hield van wat zij “denkende kunstenaars” noemde, kunstenaars die nadrukkelijk meer aspireerden te zijn dan ambachtslieden – maar des te meer bij de tentoonstelling, die wij zien als een reeks rites de passage. Je laat het verleden achter je, het is nog te vroeg voor de toekomst, eerst moet je ergens doorheen. Alle kunstwerken die we hebben geselecteerd, activeren je, ze zetten aan tot handelen, tot reflecteren, tot verbeelden soms.’
De staande uitdrukking dat kunst de rol van de religie heeft overgenomen is niet zozeer onjuist als wel onnauwkeurig. Interessanter is het om na te denken over welke ‘religieuze’ functies dan precies door kunst zouden worden vervuld. Volgens Tempel moet je dan allereerst denken aan rituelen. ‘Die hebben we nauwelijks nog in de westerse wereld. Rituelen brengen je van de ene naar de andere fase, ze zetten je over. Het is opvallend hoeveel kunstenaars zich in de tweede helft van de twintigste eeuw hebben beziggehouden met wat ik vervangende rituelen noem, en een aanzienlijk deel van hun werken hebben we nu samengebracht. Zoals je een ritueel ondergaat, zo behoor je ook deze tentoonstelling te ondergaan, in plaats van dat je deze simpelweg aanschouwt.’ Met andere woorden, de toeschouwer is niet simpelweg toeschouwer. Hij heeft een belangrijke taak: zonder zijn inbreng blijft het kunstwerk incompleet.
Een prominente rol is dan ook weggelegd voor installaties. Bij het interactieve audiovisuele Kubusproject van Ton Bruynèl en Carel Visser draai je zelf aan de knoppen. Of neem Bone Curtain (1985) van Marina Abramović en Ulay. Een werk dat lang uit zicht is geweest, en ook niet op hun respectievelijke overzichtstentoonstellingen heeft gehangen. Bone Curtain is een bijzondere installatie, waar je in letterlijke zin doorheen moet om verder te gaan. ‘Het is een soort vliegengordijn van dikke rode koorden, en er hangen dierenbotten aan. Dat zien we wel vaker bij Abramović, dat ze gebruikmaakt van elementen die bij onze cultuur horen, maar die we nauwelijks nog als zodanig erkennen. Zoals dierenbotten. We eten kipfilet, we eten biefstuk, maar het dier negeren we, het vlees en de botten vinden we te confronterend.’
De installatie verspert de doorgang voor de bezoeker. Wil je de rest van de tentoonstelling zien, dan moet je door de botten heen. ‘Bone Curtain dwingt je tot interactie. Dat vindt misschien niet iedereen altijd prettig, zoals een ritueel dat ook niet voor iedereen is. Voor sommigen kan het ontwrichtend zijn. Anderen zullen denken: eindelijk.’ Of neem Topoestesia, van Gianni Colombo, een schots en scheef architectonisch gevaarte dat is ingepast in een van de doorgangen. ‘Dat doet iets met je gevoel voor evenwicht, en er is sprake van een zeker struikelgevaar. Het is bijna alsof je een oude mijn of grot inloopt. Je moet het wel durven.’ Dat niet iedereen dit comfortabel vindt, dat hoort bij het kunstwerk.
‘Een thematische tentoonstelling als deze tref je zelden meer aan in Nederland. De meeste tentoonstellingen gaan over één kunstenaar, of over een stroming. Een thematentoonstelling is riskanter, omdat deze in essentie arbitrair is – je kunt altijd de kritiek krijgen: waarom deze kunstenaar wel en deze niet?’ En toch is zo’n tentoonstelling precies wat Tempel wilde. ‘Ik zie het als de taak van het Kröller-Müller om zulke risico’s te nemen. Wij kunnen ons dat permitteren omdat we minder afhankelijk zijn van specifieke tentoonstellingen. We kunnen onze ideeën en wensen leidend laten zijn.’ Op die manier is, na veel overleg met conservatoren, associërenderwijs een selectie gemaakt van kunstwerken die een zekere samenhang vertoonden. Die samenhang is niet direct aan te wijzen. ‘Maar elk werk is in essentie een rite, zo zie ik het.’
Zo ook Clamp van Franz West. Je stapt een ruimte binnen die het midden houdt tussen een kantoor, een woonkamer en een theaterpodium. Drie zijden zijn behangen met nummers uit telefoonboeken en -gidsen. Vroeger stond er een telefoon, maar nu niet meer – iedereen heeft immers een mobiele telefoon. De suggestie is duidelijk: je wordt uitgenodigd om een van die honderden nummers zomaar op te bellen. Ook dit heeft een ritualistisch karakter: er is weinig wat mensen enger vinden dan een onbekend iemand aanspreken, en tegelijk weten we allemaal dat we deze barrière moeten slechten, willen we nieuwe mensen ontmoeten. Het werk heeft niettemin iets speels – het is óók belletje trekken voor volwassenen. West verleidt de bezoeker om te springen. Die sprong is een avontuur; het avontuur is leuk omdat het spannend is. ‘Die telefoonnummers stammen natuurlijk uit de jaren negentig. Weinig kans dat ze nog werken. Aan de andere kant: je weet het nooit. Misschien tref je toevalligerwijs de laatste persoon met een vaste lijn. Stel je die ontmoeting eens voor.’
Vrijwel alle werken op de tentoonstelling zijn lange tijd niet getoond geweest en krijgen de ruimte die ze nodig hebben, zo ook indrukwekkende, ruimtevullende installaties van onder meer Ken Unsworth en Bruce Nauman. In sommige gevallen gaat het om werken die herontdekt zijn. Tempel: ‘Zo vonden we vier cassettebandjes van de Chinese kunstenaar Zhou Tiehai. Na een onderzoek kwamen we erachter dat het om het kunstwerk Airport ging: de bandjes stonden vol vliegveldgeluiden, die elektronische piepjes die we allemaal zo goed kennen en die bij het moderne reizen horen. Losgekoppeld van die context hoor je pas hoe vreemd en onmenselijk die setting is. Een heel interessant werk.’
‘Deze tijd vraagt niet alleen om glashelder en ondubbelzinnig, maar ook om fijnzinnig engagement,’ vindt Tempel. ‘Een groot verschil tussen kunst van vandaag de dag en kunst van de decennia waaruit wij hebben geput voor deze tentoonstelling – grofweg vanaf de jaren zeventig – is de aard van artistiek engagement. Tegenwoordig is kunst vaak heel activistisch. Dat wil zeggen: veel werken gaan heel letterlijk over specifieke sociale toestanden. De kunst die wij tonen is niet minder geëngageerd dan die werken, maar wel minder letterlijk. Onze werken zijn abstracter, en misschien ook metafysischer. Het is een minder directe vorm van protest, maar daarom des te tijdlozer.’
Wat mist de museumbezoeker die deze tentoonstelling aan zich voorbij laat gaan? ‘Die mist sowieso de meest avontuurlijke tentoonstelling van Nederland op dit moment,’ aldus Tempel. ‘Je gaat hier iets aan, je doet mee met de kunst. Dat maak je zelden mee.’ Een tip: ‘Neem de tijd. Het gaat veelal om grote werken die je in één seconde kunt “zien”, maar die je kippenvel bezorgen als je rustiger je gang gaat, en meer vanuit bezonkenheid kijkt. Dat kan echt een sublieme ervaring opleveren. Het is dan alsof je voor het eerst op een bergkam staat.’ Dat je daarvoor een bottengordijn moet openschuiven, dat is de kunst.
Open einde is te zien van 22 november t/m 29 maart 2026 in het Kröller-Müller Museum in Otterlo.




















