Francis Alÿs
Huppelspel op gebroken asfalt
tekst: Daan Heerma van Voss
Overal ter wereld legt Francis Alӱs kinderen vast die opgaan in hun spel. ‘Het speelplein is misschien wel de enige plek waar kinderen helemaal onder elkaar zijn.’

MISSCHIEN ZIJN DE omstandigheden wel toepasselijk, voor een gesprek met een kunstenaar als Francis Alÿs (1959). Een kunstenaar wiens werk draait om beweeglijkheid, om reizen, om de zoektocht naar de ander, maar ook om het menselijke vermogen om overal ter wereld een thuis te vinden of te maken. Ik spreek Alÿs via een wonderwel stabiele telefoonverbinding vanuit China (ik) en Mexico Stad (Alÿs), waar hij sinds 1986 woont. Hoe hij in de stad van zijn leven terechtkwam is een verhaal op zich, of eigenlijk zijn het twee verhalen, die hij beide in zijn fraaie, met Wallonische accenten doorspekte Engels vertelt.
Het mooie (officiële) verhaal: als architect wilde hij van dienst zijn na de zware aardbeving die Mexico Stad in 1986 had getroffen. Het minder mooie (officieuze) verhaal: hij wilde de Belgische dienstplicht ontlopen door zich op te geven voor civil service, die hij in Mexico Stad diende te vervullen. Je zou kunnen zeggen dat de twee verhalen niet allebei waar kunnen zijn, maar ik beweer het tegendeel: ze behelzen de twee krachtigste onderstromen in Alÿs’ werk: enerzijds het gevoel van sociale verantwoordelijkheid, anderzijds het verlangen naar vrijheid.
VERSLAAFD AAN SPONTANITEIT
Eerst over vrijheid. Het was in Mexico Stad dat Alÿs zijn transformatie van architect naar beeldend kunstenaar doormaakte, een transformatie die eigenlijk draaide om vrijheidsdrang. Alÿs: ‘Het was een langzame transitie die vanaf 1986 misschien wel tien jaar duurde. Het bestaan als architect had mooie kanten, maar het wekte ook veel frustraties in me op. Al die compromissen die ik moest sluiten, al dat overleg, over kosten en deadlines, al die mopperende mensen, er was altijd gedoe. Toen ik me in die tussenfase bevond, en ik architect én beeldend kunstenaar was, besefte ik dat het kunstenaarsbestaan zo veel directer was dan dat van een architect. Als je iets bedacht, een fotosessie of een installatie, kon je het de volgende dag al uitvoeren, en dan meteen weer door met het volgende idee. Ik trok door Mexico Stad en raakte betoverd door de verschillende buurten, al die kleine ecosystemen, al die bijzondere levens, die ik per se wilde vastleggen. Het duurde niet lang voordat ik totaal verslaafd raakte aan de spontaniteit die een kunstenaar zich kan permitteren en een architect niet. Voor een architect blijft het eindproduct altijd mijlenver verwijderd van het aanvankelijke concept.’
Beweeglijkheid, de mogelijkheid om een idee snel te ontwikkelen en vorm te geven, is altijd heel belangrijk gebleven voor Alÿs. Vandaar dat hij zo graag samenwerkt met andere kunstenaars. ‘Ik ben gek op collaboraties. Samenwerken is misschien wel de beste manier om goede en volwassen ideeën te testen, omdat het kristalhelder is wanneer iets wel of niet werkt. Als ik in mijn eentje zou werken, zou ik altijd maar blijven twijfelen over de waarde van wat ik heb gemaakt, of het misschien toch niet beter kon. Ik zou mezelf altijd kunnen blijven bedonderen. Dat lijkt me zonde van de tijd.’
Tijd, het is een belangrijk concept voor Alÿs. Een begrip dat ook weer samenhangt met sociale verantwoordelijkheid, al zou hij die term misschien niet gebruiken. Daar ben ik voor.
VOOR HET VERDWENEN IS
Een kunstenaar is altijd bezig met wat er is, wat zich voor zijn neus afspeelt. Maar sommigen, zoals Alÿs, zijn minstens even geïnteresseerd in wat er was, of wat dreigt te verdwijnen. Het heden als toekomstig verleden dus. ‘In Mexico werkte ik vanaf het begin van mijn carrière samen met buurten en kleine gemeenschappen. Uit die ontmoeting met de stad is veel ontstaan. Ik kreeg oog voor hoe een samenleving altijd bestaat uit twee samenlevingen, de traditionele en de modernistische. Soms botsen die stijlen, soms vullen ze elkaar aan. Mexico Stad was in zo’n tempo aan het veranderen, dat maakte veel energie in me los. Ik zag de traditionele samenleving, dat stelsel van rituelen en gewoontes, voor mijn ogen verdwijnen. Ik moest het vastleggen voordat het allemaal verdwenen was. Niet dat ik een probleem heb met modernisme, maar ik dacht: de modernisten redden zich wel. En de geschiedenis heeft me gelijk gegeven.’
Mexico Stad kun je in dat opzicht zien als een metafoor – overal ter wereld veranderen de grote steden in rap tempo, ze worden generieker en verliezen daarmee aan karakter, aldus Alÿs. ‘Kijk bijvoorbeeld naar New York, hoeveel kleine winkeltjes, gerund door mensen die dat al decennia lang deden, de laatste jaren zijn verdwenen. Dat heeft twee simpele redenen: klanten kopen hun spullen online en de huren van de panden gaan omhoog. Maar het grote, bijna filosofische gevolg van die concrete veranderingen is dat het straatleven verwoest wordt. De straat is een verkeersader geworden en niet meer een plek van interactie. Ja, dat kun je vooruitgang noemen, en misschien zorgen deze veranderingen wel voor een betere samenleving, maar niettemin gaat er dan iets verloren. Als ik nu kijk naar mijn kind, dat geboren is in 2000… In die twintig jaar is het sociale leven totaal getransformeerd. Alle manieren waarmee ik contact maakte met anderen heten nu achterhaald, en alle manieren waarop hij dat doet bestonden twintig jaar geleden nog nauwelijks.’
KINDERSPEL
De kunstenaar als archivaris dus? ‘In zekere zin wel, een visueel archivaris. Sinds een jaar of vijfentwintig leg ik veranderende steden vast, met een speciale interesse in hoe kinderen spelen.’ Vanaf 19 december is in EYE Filmmuseum een tentoonstelling te zien van Alÿs’ portretten van spelende kinderen, Children’s Games. In Mexico, Nepal, Irak, Afghanistan, Jordanië, overal ter wereld portretteerde hij spelende kinderen, die nu eens met knikkers in de weer waren, dan met een stuk hout. Dan weer rolden ze door het zand, of deden ze een huppelspel op gebroken asfalt.
Hoe dat zo gekomen is? ‘Een aantal jaar geleden werkte ik in Gibraltar, maar dat liep niet goed, ik had het gevoel dat ik werd gemanipuleerd en werd ingezet voor politieke doeleinden. Dus ging ik op een dag naar het strand en daar zag ik kinderen spelen. Ze waren zo spontaan en hadden zo veel plezier. Sindsdien ben ik steeds meer kinderen gaan fotograferen, en tegenwoordig doe ik weinig anders meer. Kinderen zijn vrijgeviger dan volwassenen, intuïtiever, inventiever. Je kunt heel goed met ze samenwerken, zolang je eerlijk bent en iets interessants te bieden hebt. Dan gaan ze er snel mee aan de haal. Zo niet, dan verliezen ze gelijk hun aandacht. Heerlijk. Het speelplein is een heel bijzondere plek: het is misschien wel de enige plek waar kinderen helemaal onder elkaar zijn, waar er sprake is van een scheiding met de ouders of de leraar. Waar het spelen nog helemaal puur is.’
Hoe belangrijk speelsheid en avontuur is, bewees Alÿs misschien wel het beste met zijn beroemde fotoserie When Faith Moves Mountains (2002) over hoe achthonderd Peruaanse studenten een zandduin tien centimeter proberen te verplaatsen. Een project dat met wat romantische onbezonnenheid doet denken aan een scène uit Werner Herzogs film Fitzcarraldo (1982) waarin de dagdromer Brian Sweeney Fitzgerald om Iquitos te bereiken – het stadje in Peru waar hij een opera wil bouwen – zijn 320 ton wegende stoomboot over een berg probeert te trekken. Het motto van Alÿs’ serie is perfect toepasbaar op het leven van Fitzcarraldo: maximum effort, minimum result.
Kan Alÿs naast verschillen tussen de kunstwereld en kinderspelen, ook een overeenkomst bedenken? ‘Zeker. Er zijn weinig regels vastgelegd in de kunst. Niemand vertelt je wat de regels zijn, dat hoor je pas als je iets verkeerd doet. Mijn projecten werken ook zo; ik weet niet waar het heen gaat, maar wel hoe het spel werkt. Kijk, ik ben al ver voorbij het midcareerpunt. Ik vind het een leuk idee om de toorts door te geven, om te laten zien aan jonge kunstenaars dat het niet nodig is om je speelsheid helemaal te verliezen.’ Na even gezwegen te hebben wijst hij me op mijn Whatsappfoto: van Batman, mijn jeugdheld, als wie ik me vroeger vaak verkleedde. ‘Very good,’ zegt hij dan, in zijn Wallonische Engels. ‘Hold on to that.’
