BLOG

De kleur van luizenbloed

Door Laurens Collee | februari, 2017

Je hebt misschien wel naast iemand gestaan die op enig moment een rode M&M omhoog hield met de woorden: ‘Wist je dat dit is gemaakt van luizen?’ Dat is geen urban myth. Indiase tapijten, hoofddeksels van katholieke geestelijken, jassen van Britse soldaten, lippen van Romeinse vrouwen, roze koeken, allemaal danken ze de rode kleur aan het bloed van een diertje ter grootte van een nagel: de Cochenilleluis.

Rood, de kleur van vuur, bloed, liefde, passie en van de dood. Door de eeuwen heen was rood in veel culturen een belangrijke en dure kleur. Voordat verfmakers in staat waren synthetisch pigment te produceren, was verf een combinatie van een natuurlijke kleurstof en een bindmiddel. Voor pre-historische grotschilderingen werd rode oker gemengd met spuug of dierenvet. Ander veelgebruikt rood was krablak, een extract van de meekrabwortel en vermiljoen, een giftig mengsel van kwik en zwavel. Maar het meest tot de verbeelding spreekt karmijn, een rode kleurstof gemaakt van het bloed van een luis.

Het geheim van karmijn

Een handvol Cochenilleluizen.

Tussen de 16e en de 20e eeuw was er een enorme industrie rond karmijn. De Spanjaarden ontdekten het in Mexico en hielden eeuwen een monopolie op het dure, zeer gewilde pigment. Ze wisten lang geheim te houden waar ze dat prachtige rood vandaan haalden. De Cochenilleluis, of schildluis, leeft op schijfcactussen in landen als Mexico, Peru en Honduras. De luizen worden van de cactussen geschraapt of gezogen, geplet en verwerkt tot poeder.

De conquistadores waren niet de eersten die luizen in goud konden veranderen. De oude Romeinen kenden een soortgelijk beestje, de kermesluis. Het was zo kostbaar, dat ze belastingen deels inden in de vorm van deze luis. Het geheim van de Spanjaarden werd uiteindelijk ontdekt door de Franse spion Nicolas-Joseph Thiéry de Menonville, die in de 18e eeuw naar Mexico reisde en zich daar voordeed als botanicus en medicus. Dat was hij ook, maar het doel van zijn avontuur was niet een studie naar de geneeskrachtige werking van inheemse planten in de Nieuwe Wereld. De Nederlandse uitvinder Cornelis Drebbel ontdekte begin 17e eeuw bij toeval dat karmijn gemengd met tin een mooie rode kleurstof opleverde. Hij stootte per ongeluk een thermometer om op een tinnen oppervlak. Zijn uitvinding ging naar de ververijen van het Britse leger voor de productie van de bekende red coats. Niet omdat de Britten zo van rood hielden, maar het zorgde ervoor dat bloedvlekken wat minder opvielen.

Ook bij kunstenaars was karmijn tot eind 19e eeuw een populair pigment op het palet. Het enige en niet onbelangrijke probleem: het was niet zo lichtecht en werd snel vaal bij blootstelling aan licht, vocht, hitte of zuurstof.

Joseph Turner, Waves Breaking against the Wind, c. 1840

Waves Breaking against the Wind c.1840 Joseph Mallord William Turner 1775-1851 Accepted by the nation as part of the Turner Bequest 1856

De schilder Joseph Turner (1775-1851) maalde niet zo om de duurzaamheid van zijn schilderijen. Hij zette doeken gerust onbeschermd en zonder vernislaag in een vochtig hoekje. De wolken op dit schilderij kleurden op het moment van schilderen helder rood van de ondergaande zon, door dikke strepen karmijn. Zoals je ziet is daar weinig van over. Al een paar dagen nadat het doek klaar was en de verf opgedroogd, werden de rode wolken grauw.

Barnett Newman, Who’s Afraid of Red Yellow and Blue III, 1967

Who’s Afraid of Red Yellow and Blue III, Barnet Newman, 1967, Stedelijk Museum

Het rood in het bekende schilderij Who’s Afraid of Red Yellow and Blue III van Barnett Newman (1905-1970) liep ook de nodige schade op, maar niet omdat het rood verbleekte. In 1986 liep een verwarde man langs het doek in het Stedelijk Museum. Dat maakte hem zo woest dat hij er meermaals horizontaal met een mes doorheen sneed. Het bleef niet bij deze schade, want de restaurator herstelde het doek met een heel ander rood pigment. Uit onderzoek bleek dat hij zelfs twee lagen vernis over het ongeverniste origineel had aangebracht.

Anish Kapoor, Shooting Into The Corners, 2009-2013

Anish Kapoor, Shooting Into the Corners, 2009-2013

Hoewel rode verf tegenwoordig voornamelijk van een synthetische imitatie van krablak wordt gemaakt, zou eventuele verbleking of schade bij het indrukwekkende en bloederig uitziende kunstwerk Shooting Into the Corners van Brits-Indiase kunstenaar Anish Kapoor niet zo uitmaken. Voor iedere tentoonstelling maakt hij het opnieuw, door een technicus 20 kilo rode verf met een kanon in een hoek te laten schieten.

Van luis naar E120

Rood pigment op het palet van schilders bestaat al een tijdje meestal uit synthetische alizerine (namaak-krablak) of cadmiumrood. Deze pigmenten zijn goed dekkend, lichtecht en hitte- en vochtbestendig. Toch zijn er in Mexico nog altijd grote Cochenillekwekerijen. De arme beestjes worden tegenwoordig verwerkt tot E120, de rode kleurstof die je in rode vruchtendrank, rood glazuur, verwerkt vlees en sommige cosmeticaproducten vindt.

 


Een uitgebreide geschiedenis van rood en andere kleuren kun je lezen in het prachtige boek KLEUR van Victoria Finlay, die de cactusplantages in Mexico bezocht. In 2008 maakte de Keuringsdienst van Waarde een uitzending over de herkomst en verwerking van de kleurstof E120.

Toen het verfkanon van Anish Kapoor in De Pont stond opgesteld, was dat voor het museum aanleiding om een tijdschrift over kleur te maken.

Reacties op De kleur van luizenbloed

Jeannine (Nine) Caubergh
Sinds ik het weet dat dit VIES ingrediënt gebruikt wordt om o.a. snoep rood en roos te kleuren, koop ik NOOIT meer iets met met een rode of roze kleur! BAH!!! Ik ben al sinds 1991 vegetariër en nu eet ik al jaren bloed van luizen. BAH!!!
laat een reactie achter

Uw beoordeling