BLOG

De schemer door Robert Macfarlane

Door Redactie See All This | juni, 2019

De schemering is een gebied van melancholie en geesten, van verlangen en verdriet. Robert Macfarlane – de veelgeprezen Britse natuurschrijver – kijkt naar de schemerfoto’s van Chrystel Lebas en vertelt over het halfduister, een periode waarin niets meer zeker is en alles twijfelachtig wordt.

Tekst: Robert Macfarlane
Fotografie: Chrystel Lebas

Verstrooid landschap

Schemerdonker, begin september, net onder de poolcirkel, bij een kalvende gletsjer in Oost-Groenland. De piek der seizoenen, van de aardbol, van het land en ook van de dag: schemering, de blauwe uren. Op deze breedtegraad, in deze tijd van het jaar, duurt de schemer wel twee, drie uur. We zijn teruggekeerd van een lange dag in de bergen: stevig klimmen op steil gesteente en over sneeuwhellingen naar een torenhoge top, van waar we de grote ijskap in het binnenland konden zien liggen. Daarna weer omlaag, laat op de dag, als het rondom donker wordt en de zon snel achter de westelijke toppen zakt. 

En nu zitten we dan bijeen in het kamp terwijl het laatste licht zich verzamelt op het water van de fjord, op ijsbergen, op de kwartsaders in het terrein vol witte keien boven onze tenten. Op die manier preciseert de schemering het landschap, maar ze verstrooit het ook. Het verband tussen de dingen wordt losser, zodanig dat ze van vorm veranderen. Vlak voor de duisternis valt en de aurora borealis begint, doet zich een krachtige hallucinatie voor. Mijn vermoeide ogen zien elke bleke kei rond onze tent niet als kei maar als beer, ijsbeer, louter beer, ineengedoken voor de sprong.

Chrystel Lebas, Suæda fruticosa, Blakeney – Plate n°303

Wolflicht

Op heel het noordelijk halfrond staat het halfduister bekend als de tijd van misleiding: vader van de waan, voeder der verbeelding, zone van al wat wordt. In het Grieks wordt de schemering lykophos genoemd, ‘wolf-licht’. In Oostenrijk heet ze ook zo: Wolflicht. In het Frans is ze de fase entre chien et loup, ‘tussen hond en wolf’: de tijd waarin het, zoals Chrystel Lebas het uitdrukt, ‘bijna onmogelijk is het gehuil van de een te onderscheiden van dat van de ander, waarin tam en vertrouwd veranderen in wild’. Ik weet niet wat het Groenlandse woord voor schemering is, maar wie weet laat het zich vertalen als ‘beerlicht’.

Omdat het schemerdonker eerder een fase is dan een toestand, is de kennis die ermee correspondeert niet ‘zeker’ maar ‘twijfelachtig’. Het Latijnse woord voor schemering, crepusculum, staaft die associatie. Creperae zijn ‘hachelijke zaken’, schrijft de Romeinse geleerde Varro, want ‘schemering is de tijd waarin het velen niet duidelijk is of het eigenlijk nog dag is, of al nacht’. De kennis die aan de schemering wordt ontleend, wordt veeleer over langere tijd dan op het moment zelf opgedaan, wat wil zeggen dat ze met wachten en kijken wordt verworven en niet door een plotselinge activiteit of een haastig besluit.

Misschien zijn fotografie en film daarom bij uitstek geschikt als uitdrukkingsmiddel voor de schemering. Kun je van schemerdonker een beeldhouwwerk maken? Het is moeilijk voorstelbaar. Maar film, met zijn vaste oog, en fotografie, met haar lange belichtingstijd, vangt de gradaties ervan. Lebas heeft er jaren van haar leven aan besteed om in artistieke zin uitdrukking te geven aan – of misschien is ‘te verblijven in’ een betere term voor wat ze doet – de blauwe uren in al hun spookachtigheid en tussentijdelijkheid. Ze werkt met een panoramacamera en belichtingstijden van soms wel zes uur: het open oog van de lens vergaart geduldig elk beetje licht. Haar foto’s worden vervolgens afgedrukt op een schaal waar de kijker zich in verliest, die hij zelfs als confronterend kan ervaren.

Chrystel Lebas, Re-visiting Plate n°1239

Een gebied van melancholie en geesten

Als ik het mysterieuze werk van Lebas zie, moet ik denken aan de schemertijden die ik heb meegemaakt in de jaren waarin ik door Britse en buitenlandse landschappen wandelde en in de open lucht sliep. Schemering in een bos met wilde hyacinten in Suffolk, toen de kleur van de bloemen en die van het licht samenvloeiden en de sterke illusie wekten dat ik op de bodem van de zee lag. Halfduister op een winterse top in het Lake District, toen de witte sneeuw minutenlang de blauwe gloed van samengepakt ijs aannam. Schemerdonker in moerasland in Cambridgeshire, toen ik boven de rietbedden een wervelende spreeuwenwolk zag waar een sperwer zich keer op keer in stortte; telkens week de wolk uiteen en sloot zich weer rond het dodelijke spoor van de roofvogel.

De schemering zet aan tot herinneren, doet denken aan voorbije tijden. Zoals Peter Davidson schrijft in zijn prachtige studie over het poëtische van de schemering, The Last Of The Light (2015), moet het schemerdonker niet zozeer worden beschouwd als een tijdsspanne, als wel als ‘gebied’: een ‘gebied van melancholie en geesten, van verlangen en verdriet’. Want de enige zekerheid die de schemering biedt is dat er een einde aan komt. Haar voltooiing betekent tevens haar vernietiging. De aarde zal om haar as blijven draaien, de zon zal dieper achter de horizon zakken, het licht trekt zich van de laatste dingen terug, totdat eindelijk kan worden gezegd dat de duisternis is ingetreden.

 


Tijdens de Zoomeravonden, op de zaterdagavonden in juni, juli en augustus, kun je de schemer beleven in ARTIS. Lees hier meer over het programma met live muziek, rondleidingen en workshops.

In mei verscheen Robert Macfarlanes nieuwe boek Benedenwereld – Reizen in de diepe tijd. Een epische verkenning van onderaardse ruimten in de mythologie, de literatuur, het geheugen en het fysieke landschap. Dit boek winnen? Schrijf je in voor de gratis kunstbrief en doe mee met de winactie.

Dit artikel verscheen eerder in See All This #4.

Reacties op De schemer door Robert Macfarlane

laat een reactie achter

Uw beoordeling