BLOG

Iris van Herpen | Haute Couture uit de printer

Door Redactie See All This | maart, 2016

In de mode worden steeds vaker geavanceerde technieken toegepast. Van kledingstukken die oplossen als ze in contact komen met water tot 3D-geprinte jurken. Een groeiende groep ontwerpers legt zich bewust toe op het maken van innovatieve producten en hoopt  zo ook een bijdrage te leveren aan een duurzame mode-industrie.

Tekst: Bregje Lampe

Op de catwalk bestaat het al: een jurk waarvan de toplaag oplost als die in contact komt met water. De innovatieve ontwerper Hussein Chalayan liet deze nieuwe techniek zien tijdens de modeweek in Parijs, waar de zomermode voor 2016 werd getoond. Twee dagen later presenteerde de Nederlandse ontwerpster Iris van Herpen haar nieuwe collectie. Voor en tijdens haar show lag de Britse actrice Gwendoline Christie op een plateau op de catwalk terwijl futuristisch uitziende robotarmen ter plekke een geweven jurk om haar heen produceerden; ondertussen liepen de modellen voorbij in nauwsluitende kleding van gestanst en gelaserd kant.

Van Herpen was in 2010 de eerste ontwerpster die een 3D-geprinte jurk de catwalk op stuurde. Dankzij die jurk mocht ze toetreden tot de Chambre Syndicale de la Couture parisienne, het hoogste modeorgaan in Frankrijk, en won ze in 2014 de ANDAM Award, een prestigieuze internationale modeprijs ter waarde van 250.000 euro en een jaar coaching door François-Henri Pinault, de grote baas van luxebedrijf Kering. En in mei dit jaar [2016] ontving Van Herpen het Prins Bernhard Cultuurfonds Mode Stipendium ter hoogte van 50.000 euro, dat sinds 2011 jaarlijks wordt uitgereikt aan getalenteerde, Nederlandse modeontwerpers die uitmunten in artistieke kwaliteit. Inmiddels werkt ze samen met toonaangevende architecten zoals Julia Körner en Daniel Widrig en worden haar ontwerpen gedragen door Daphne Guinness, Lady Gaga en Björk.

Backstage Fashion Week 2013

De afgelopen jaren worden in de mode meer technologische toepassingen in kleding verwerkt, ook door Nederlandse ontwerpers. Zo werkt Anouk Wipprecht samen met grote bedrijven als Google, Audi en Intel, en presenteerde ze vorig jaar tijdens de modeweek in Berlijn een aantal 3D-geprinte jurken waarin ze ledverlichting en sensoren uit de Audi A4 had verwerkt. Wipprecht is sinds kort creative director van CODAME Labs, een splinternieuwe research & developmentstudio in San Francisco. Daar werkt ze aan de ontwikkeling van hightechmode, samen met verschillende ontwerpers van over de hele wereld. Een van hen is de Nederlandse Maartje Dijkstra, die ambachtelijke handwerktechnieken combineert met interactieve technologieën; haar werk is momenteel te zien in een expositie in museum Landgoed Verhildersum in Groningen.

Nog een Nederlandse pionier op het gebied van fashion-tech is Pauline van Dongen, die in 2010 haar eigen studio oprichtte en zich bezighoudt met wearable technology. Haar bekendste project is ‘Wearable Solar’ uit 2013, een serie jurken waarin zonnepanelen zijn verwerkt waarmee je bijvoorbeeld een draagbare telefoon kunt opladen. Daarnaast maakte ze een lichtgevend jasje in samenwerking met Philips, In dit Mesopic / Light Jacket zijn textielen bandjes met ledlichtjes erop in tunneltjes van stof verwerkt – goed voor de zichtbaarheid in het donker, maar ook gewoon mooi. En in samenwerking met interactief ontwerper Martijn ten Bhömer maakte ze voor een zorginstelling Vigour: een vest dat door middel van elektroden die in het garen zijn verwerkt de lichaamsbewegingen van de drager kan monitoren.

HANDWERK EN DE MACHINE

Momenteel zijn er in Amerika twee grote tentoonstellingen gewijd aan mode en nieuwe technologische toepassingen. Techstyle in het Museum of Fine Arts in Boston laat zien hoe modeontwerpers en consumenten door technologie worden beïnvloed. En in Manus x Machina: Fashion in an Age of Technology in The Metropolitan Museum of Art in New York wordt de rol van handwerk (manus) en machinewerk (machina) in de mode onderzocht.

Volgens Andrew Bolton, curator van The Metropolitan Museum of Art, wordt handwerk ten onrechte gezien als superieur aan machinewerk. De meeste modeontwerpers maken volgens hem helemaal niet zo’n duidelijk onderscheid. Voor hen zijn, om tot creatieve oplossingen te komen, traditionele handwerktechnieken net zo waardevol als technologische ontwikkelingen. Bolton wil maar zeggen: de traditionele tweedeling tussen haute couture als synoniem voor exclusief handwerk en prêt-à-porter als synoniem voor goedkoop machinewerk is achterhaald. Een van de voorbeelden die Bolton aanhaalt om zijn theorie te onderstrepen is een trouwjurk van Chanel uit de wintercollectie 2014-2015. Het patroon op de sleep van die jurk is met de hand getekend, met een computer bewerkt, met een machine geprint en ten slotte zijn er met de hand parels en edelstenen op gezet; in totaal zat er ruim 450 uur werk in.

Tussen de ruim honderd ontwerpen die in The Metropolitan te zien zijn, zit de genoemde jurk van Chanel, maar ook futuristische 3D-geprinte jurken van Van Herpen en antieke couturestukken van Charles Frederick Worth (1825-1895), de founding father van de haute couture, die als eerste zijn merknaam in kledingstukken naaide. Maar er is ook werk van andere hedendaagse designers die zeldzame handwerktechnieken en geavanceerde technologische productiemethoden gebruiken. Denk aan de ontwerpen van Lazaro Hernandez en Jack McCollough van het populaire New Yorkse modemerk Proenza Schouler: zij gingen voor een van de jurken uit de zomercollectie van 2016 aan de slag met machinaal gebreide viscose in combinatie met witte en rode veren die er met de hand op werden gezet.

Waar komt de trend van de nieuwe techmode vandaan? Het meest voor de hand liggende antwoord is de stand van de huidige technologische ontwikkelingen. Er is steeds meer mogelijk. De voorlopers passen de nieuwe technieken toe om zich te onderscheiden en het productieproces te optimaliseren. Denk aan Van Herpen, die met haar futuristische mode een duidelijke niche heeft gevonden. Of aan de afstudeercollectie van Anne Buis, die vorig jaar de Frans Molenaar Coutureprijs won: zij is op zoek naar een nieuwe manier om kleding in elkaar te zetten, onderzocht de smeltbaarheid van synthetische materialen en smolt verschillende lagen stof tot kledingstukken aan elkaar.

In die zin verschillen de hedendaagse ontwerpers niet zo veel van hun voorgangers. De opkomst van de haute couture ging gelijk op met die van de naaimachine, die in 1829 door Barthélemy Thimonnier is geïntroduceerd en in 1846 door Elias Howe is verbeterd. De al genoemde couturier Worth maakte gebruik van de geperfectioneerde versie van de machine die Isaac Singer in 1851 introduceerde.

Nieuwe technologieën zijn in de mode dus altijd al een belangrijk hulpmiddel geweest. Maar het is te makkelijk om de huidige hausse alleen maar toe te schrijven aan het feit dat er zulke geavanceerde technologieën beschikbaar zijn. De hang naar techmode is ook een tegenreactie, die te maken heeft met een veranderende perceptie van mode naar aanleiding van een aantal maatschappelijke ontwikkelingen.
‘De angst rondom technologie is de afgelopen tien jaar steeds minder geworden,’ zegt Anneke Smelik, hoogleraar aan de Radboud Universiteit, die in het boek Ik, cyborg. De mens-machine in populaire cultuur schrijft over de veranderende houding ten opzichte van technologie. ‘Veel mensen slapen bijvoorbeeld met hun mobieltje in bed. En de meeste mobieltjes en iPads moet je aaien om ze te kunnen bedienen. Ik vind die strelende beweging bijna een materiële uitdrukking van de manier waarop we naar technologie zijn gaan kijken. We zijn nu zover dat een grotere groep mensen langzaamaan ontvankelijk is voor wearable tech.’

Ook de crisis in de ecologische en in de financiële wereld zijn van invloed op de toepassing van technologie in de mode. Het gevolg van de ecologische crisis is een schaarste aan grondstoffen zoals katoen, waardoor designers min of meer worden gedwongen om meer materiaalonderzoek te doen. Door de financiële crisis hebben veel consumenten minder te besteden en staan modemerken onder druk.

STEEDS WEER IETS NIEUWS

Die druk is momenteel zo hoog dat de collecties elkaar steeds sneller opvolgen: modemerken die zich tot twee collecties per jaar beperken, zijn een zeldzaamheid aan het worden. Veel merken – zowel duur als goedkoop – hebben het model van fastfashionketens zoals H&M en Zara overgenomen: wekelijks hangen er nieuwe spullen in de rekken. Daar is echter niets duurzaams aan, en steeds meer consumenten beginnen dat te beseffen.

 

Hybrid Holism Haute Couture (zomer 2012)

Trendgoeroe Lidewij Edelkoort gaat zelfs zover dat ze het huidige modesysteem dood verklaart. Dat deed ze vorig jaar in haar ‘anti fashion’-manifest, een lezing waarmee ze veel opzien baarde. Mode zou volgens Edelkoort, die en passant een revival van de couture voorspelt, weer over het kledingstuk zelf moeten gaan, over stof en snit, in plaats van over marketing en show. Met haar manifest verwoordt de trendwatcher een gevoel dat breder leeft. Ook het toonaangevende modeblog businessoffashion.com schrijft geregeld over de vraag hoe de modewereld duurzamer zou kunnen opereren. Zo schreef Marie-Claire Daveu, ‘chief sustainability officer’ van luxegroep Kering, dat ieder modemerk duurzaamheid als een leidende en centrale waarde zou moeten omarmen in plaats van het alleen maar als marketingtool te gebruiken. En tegenover de merken die steeds sneller en steeds meer produceren, staat tegenwoordig een groeiende groep ontwerpers die zich bewust toelegt op het maken van innovatieve producten waarmee ze een bijdrage kunnen leveren aan een duurzame mode-industrie.

Want juist op het gebied van duurzaamheid kunnen nieuwe technologieën van grote betekenis zijn. Stel dat het straks voor iedereen mogelijk is om flexibel materiaal uit de 3D-printer te laten komen. Dan zou de hele fastfashionindustrie wel eens ingehaald kunnen worden door de mogelijkheid om digitale bestanden voor kleding, schoenen en sieraden te downloaden en die ontwerpen vervolgens zelf thuis te printen.

Ook op het gebied van materiaalgebruik kunnen dankzij nieuwe technologieën grote sprongen voorwaarts worden gemaakt richting een duurzamer mode-industrie. Denk aan het recyclen van vezels: textiel en andere materialen kunnen dankzij de huidige techniek tot op de vezel ontleed worden, zodat de grondstof opnieuw kan worden gebruikt. Dat heeft bijvoorbeeld geleid tot de ontwerpen die modemerk G-Star in samenwerking met popartiest Pharrell Williams op de markt brengt. Onder de naam ‘RAW for the Oceans’ maken ze een denimcollectie waarin zwerfplastic uit de oceaan is verwerkt.

 

Nog een slimme technologie: lasertechniek, waarvan tegenwoordig steeds meer gebruik wordt gemaakt. Logisch, want laseren is efficiënter dan knippen en leidt dus tot minder afval. Lasertechniek wordt ook veel gebruikt voor decoraties; zo zitten in de zomercollectie van 2016 van Van Herpen een aantal jurken van gelaserd kant. Toch halen de meest geavanceerde technieken – zoals 3D-printen en het integreren van zonnepanelen – nog maar mondjesmaat de catwalk, laat staan de winkelvloer. Dat heeft te maken met de snelheid van het huidige modesysteem. Veel projecten waarin de toepassing van nieuwe technieken centraal staat, blijven hangen in het prototypestadium. Het kost namelijk veel tijd om ze door te ontwikkelen tot kleding die echt gedragen kan worden én betaalbaar is voor een grote groep mensen.

En dus hangen vooralsnog aan veel van dit soort ontwerpen coutureprijskaartjes: de eerste ‘Wearable Solar’-ontwerpen zijn aangekocht door musea en dat geldt ook voor een aantal kledingstukken van Van Herpen; die zijn te zien in musea, of worden gedragen door een beperkt aantal mensen. Het integreren van nieuwe technieken kost tijd. Veel tijd, en die is er in de modewereld op het moment nauwelijks omdat trends elkaar in enorm rap tempo opvolgen. De nieuwe techmode is dan wel niet met de hand gemaakt, maar wel net zo exclusief en net zo duur: misschien kan je zelfs wel zeggen dat dit de nieuwe haute couture is.

 

Zie het bijbehorende beeldessay van Julie Peeters in See All This #2.

Reacties op Iris van Herpen | Haute Couture uit de printer

laat een reactie achter

Uw beoordeling