In het lentenummer van See All This schreef journalist Annemiek Leclaire over de worsteling die Jean Arp (1886-1966) moest voeren om zijn uiteindelijke vormentaal te ontdekken. Dat het ondanks (of dankzij) deze artistieke strijd toch goed kwam met Arp, kunnen we nu zien in The poetry of forms; een overzicht van Arps werk dat deze zomer te zien is in het Kröller-Müller Museum, met ruim honderd werken de eerste grote overzichtstentoonstelling van Arp in Nederland sinds 1967.
‘Ik leefde eenzaam aan de voet van de Rigi, tussen Weggis en Greppen. In de winter zag ik maandenlang geen mens. Ik las, dichtte, tekende, schilderde, sneed kleine beeldjes uit, en uit het raam van mijn kleine kamer staarde ik naar de bergen die waren gehuld in wolken van sneeuw.’
Als 25-jarige kunstenaar had Jean (Hans) Arp zich teruggetrokken in een afgelegen familiehuisje in Zwitserland. Hij wilde zich losmaken van zijn figuratieve manier van werken, maar makkelijk ging dat niet. ‘Het was een ondraaglijke tijd.’
Duizendpoot Arp wordt nu gezien als een van de meest innovatieve en invloedrijke kunstenaars van de Europese avant-garde. Hij begon zijn carrière als dichter. Later werkt hij als schilder, beeldhouwer en graficus. In de tentoonstelling in Otterlo zie je de wisselwerking tussen beeldende kunst en poëzie en de humor en speelsheid in zijn werken.
Arp zou overigens ook bekendheid krijgen in de samenwerking (onder anderen collages en tapijten) met zijn vrouw, de kunstschilder en danseres Sophie Taeuber. Hij was haar tijdens een expositie in Zürich tegengekomen; het was liefde op eerste gezicht: ‘Het was Sophie die mij door het voorbeeld van haar heldere werk en haar heldere leven de juiste weg toonde, de weg van de schoonheid.’
Arp droeg het Kröller-Müller Museum een warm hart toe en liet in 1950 Bram Hammacher via Michel Seuphor weten dat hij graag een werk zou willen schenken mits het museum de materiaal- en verzendingskosten op zich neemt. Een jaar later arriveerde Coquille-cristal (1938), een klein bronzen sculptuur.
Toen Hammacher in de vroege jaren 1960 toestemming kreeg om de beeldentuin bij het museum te realiseren, vond hij dat een werk van Arp niet mocht ontbreken. Hij kocht Berger de nuages (Wolkenherder, 1953) aan dat hij meteen aan het begin van de rondgang door de tuin plaatste en dat er sinds de opening van de beeldentuin in 1961 als blikvanger staat.
ARP: THE POETRY OF FORMS
Reacties op De poëzie van de vorm