BLOG

De romantiek hangt in de lucht

Door Redactie See All This | maart, 2021

See All This ziet een opvallende terugkeer van de romantiek in de kunst – in expressie, in de keuze voor landschappelijkheid en in hoe we de wereld ervaren. Maar volgens filosoof Maarten Doorman is de romantiek nooit weggeweest. ‘Sinds de romantiek is niet alleen ons gevoel van de natuur volkomen anders geworden; maar ook de kunst.’ 

tekst MAARTEN DOORMAN

Dineren bij kaarslicht is romantisch. Maar waarom kiezen we voor half duister als we volop licht tot onze beschikking hebben? Wat is er bovendien romantisch aan kaarslicht, wat zou het te maken moeten hebben met Beethoven, natuurdichters, geschilderde landschappen en verre reizen? Wat is eigenlijk romantiek? Talloze geleerden hebben zich over die vraag gebogen, vooral kunsthistorici en literatuurwetenschappers, maar het beste antwoord staat misschien wel in een gedicht, een van de kortste uit de hele Nederlandse literatuur, van de minor poet Rudi ter Haar:

De zon gaat onder,
Ik voel me bijzonder.

Soms verbergen zich diepe inzichten in een flauwiteit. Zo ook in dit tweeregelige vers getiteld ‘De uitvinding van de romantiek’. Het is natuurlijk een cliché, maar wie blijft onverschillig bij de rode avondhemel boven een langzaam donker wordend heuvellandschap of het zinderend warme oranje van de in zee zakkende zon? Een wat minder spectaculaire, maar vergelijkbare ontroering voelen we als we door een bos wandelen, langs het strand, of wanneer we ons naar besneeuwde bergen of open vlaktes bewegen die we als ‘natuur’ ervaren.

 

Barend Cornelis Koekkoek, Bosgezicht, 1848, collectie Rijksmuseum Amsterdam

 

Was dit altijd zo? Nee. En was het overal zo? Evenmin. Hoe moeilijk het ook is voor te stellen, de natuur zoals wij die kennen bestaat pas ruim twee eeuwen, dankzij de romantiek. Neem een boek als Don Quichotte (1605/1615). Duizend bladzijden lang dwaalt een dwaze ridder met zijn knecht Sancho Panza door de natuur, maar de lezer merkt daar helemaal niets van. We zien alleen mensen, een herberg, een scharminkelig paard en al dan niet ingebeelde kastelen. In de beroemde The Canterbury Tales (1392) lopen pelgrims een boek lang door het prachtige Engelse landschap en vertellen ze elkaar verhalen, maar aan de natuur maakt niemand een woord aan vuil.

Eigenlijk is die er ook helemaal niet. Zo is een bos tot ver in de achttiende eeuw een ruimte die je slechts betreedt voor hout, als brandstof of bouwmateriaal, voor vruchten, wild of ander voedsel. Verder is het een onherbergzaam gebied dat je mijdt als de pest, dus niet iets om te bewonderen of je in thuis te voelen. Een afwezigheid, zoiets als de tussenberm van een snelweg of een vergeten rangeerterrein. Godfried Bomans zei eens om natuurliefhebbers te pesten: ‘Ik beschouw de natuur meer als de afstand tussen twee steden.’ Dat was natuur voordat de romantiek haar zichtbaar maakte.

Natuur is een westerse uitvinding. De negentiende-eeuwse Japanse prenten van de Fuji Berg, gemaakt door Katsushika Hokusai, laten weliswaar landschap zien, maar de westerse blik roept er de vereiste romantische stemming bij op. Aboriginalkunst vertoont soms bomen en dieren, toch zijn ze ons vreemd en het is de vraag of die afbeeldingen natuur weergeven en zelfs of we ze wel kunst mogen noemen. Want eigent de westerse blik zich niet het beeld toe, door er ‘kunst’ van te maken en er ook nog eens een eigen natuurervaring op te projecteren?

 

Josephus Augustus Knip, Gezicht op Terni (Umbrië), 1817, olieverf op doek, collectie Amsterdam Museum

 

En wat is die ervaring eigenlijk, die wij niet alleen door Natuurmonumenten en reisorganisaties krijgen opgediend maar die ons bovendien in reclame voor natuurlijk voedsel en allerlei andere koopwaar telkens wordt opgedrongen? Deze vraag wordt beantwoord in de tweede regel van Ter Haars kleine meesterwerk: Ik voel me bijzonder. Want we betrekken de natuur op ons eigen gemoed. Het is niet meer iets wat louter buiten ons bestaat – als dat bos waaruit wij slechts roofden wat we nodig hadden terwijl het ons vreemd en griezelig bleef. Wij voelen ons vanaf de romantiek juist opgenomen in de natuur.

Zo zijn de schilderijen van Barend Cornelis Koekkoek (Bosgezicht, 1848) en Josephus Augustus Knip (Gezicht op Terni, 1817) niet alleen een weergave, een soort foto van de natuur, maar dankzij de stemming van de schilder ook een uitnodiging. Een uitnodiging om dat gevoel te delen van een paradijselijk landschap, om te baden in het warme licht en je neer te vleien op het gras. Bij minder lieflijke taferelen gaat dat trouwens net zo goed op. Iedereen kent het schilderij van de romantische kunstenaar Caspar David Friedrich met die man op een rots, turend over de woeste wolkendeken (Der Wanderer über dem Nebelmeer, 1818). Omdat we hem op de rug zien kijken we mee, je vereenzelvigt je met hem en wordt opgenomen in het landschap, in dit geval de wind, de rotsen en de golven. Ik kijk door zijn ogen en voel me bijzonder.

 

Michael Armitage, Enasoit, 2019, olieverf op lubugodoek,170 × 300 cm

 


Lees verder in See All This #21.
Bestel het nummer hier >

 

 

Reacties op De romantiek hangt in de lucht

laat een reactie achter

Uw beoordeling