Keith Haring
Lawaaierig en Opwindend
Keith Harings bestaan was even vluchtig als zijn legendarische krijttekeningen in de metro van New York. Hij stierf jong, op 32-jarige leeftijd. De stad was failliet, maar tussen de uitgewoonde slums in de getto’s broeide nieuwe kunst. ‘Het was groot, lawaaierig, druk en opwindend.’ Tate en BOZAR eren Haring met een groot retrospectief.

Bijna dertig jaar na de dood van Keith Haring (1958-1990) houden Tate Liverpool en het Brusselse kunstencentrum Bozar een groot retrospectief van zijn oeuvre. Hier delen we een New York Minute met vier figuren uit Harings legendarische vriendenkring van de jaren tachtig. Met de graffitikunstenaar Lady Pink (1964) die bevriend was met Keith Haring, en met fotograaf Harvey Stein (1941) die hem voor zijn lens kreeg. Met Diego Cortez (1946) die zijn agent werd, en met Chris Stein (1950) van de band Blondie, die Haring bij Andy Warhol thuis ontmoette.
De New York Minute slaat op het hectische, niet bij te houden tempo van New Yorkers. ‘Het is het interval tussen een stoplicht in Manhattan dat op groen springt en de kerel achter je die gaat toeteren,’ schrijft Johnny Carson in zijn Urban Dictionary. De ontwikkelingen in The Big Apple gingen razendsnel in de tijd dat Haring er leefde. De stad was failliet maar tussen de uitgewoonde slums in de getto’s broeide nieuwe kunst. ‘Het was groot, lawaaierig, druk en opwindend’, zegt Harvey Stein. ‘De kunstscene bloeide in Soho en East Village met veel kleine galeries die jonge, onbekende kunstenaars een kans boden. De huren waren laag en de mogelijkheden leken eindeloos.’

Lady Pink, graffitikunstenaar
De in Equador geboren graffitikunstenaar Lady Pink was vijftien toen ze voor het eerst ’s nachts New York afschuimde met spuitbussen. Ze wordt de ‘First Lady of female graffiti’ genoemd, maar daar wil ze zelf niets van weten: ‘In de jaren zeventig waren er al tientallen vrouwen die dat deden. Het was erg gevaarlijk in New York, de vrouwen trokken op in groepen om hun graffiti te doen. Ze deden aan tagging, en niet de grote pieces (afkorting van masterpieces, red.) op treinen. Die kon ik wel aan omdat ik naar de kunstacademie ging. Ik begon in 1979. Een jaar later verhuisden we van de metro naar de galerie. Er brak een wervelende tijd aan van tentoonstellingen, boeken en films. Ik was op de juiste plek op de juiste tijd. Ik kon schilderen en stond mijn mannetje. De vrouwen uit de zeventiger jaren hadden die kans niet gehad.’ Graffitikunst was gevaarlijk: ‘We gingen naar de getto’s, waar de treinen werden geparkeerd. Je moest goed in de gaten houden waar je naartoe ging, wanneer je ging en of je met de juiste mensen ging. Als je op de verkeerde plek terechtkwam, kreeg je een pak slaag en werd je werk doorgekrast en je verf afgepakt.’
‘Ik was zeventien of achttien toen ik Keith Haring ontmoette. We werden vrienden en exposeerden samen. Hij was geen graffitikunstenaar en zo noemden wij hem ook niet. Buitenstaanders plakten dat label op hem. Nu noemt iedereen hem een straatkunstenaar, maar dat label bestond toen niet. Ik heb Keith een keer uitgenodigd om mee te gaan op een metromissie. Alleen hij en ik, op een stille plek zodat hij zijn ding kon doen met een spuitbus op een trein, maar hij wilde niet. Hij was er tevreden mee om zijn krijttekeningen te maken op de perrons van de ondergrondse. Hij had geen zin in die extra stap om echt gevaarlijk werk te doen, om de tunnel in te springen met aanstormende treinen, politieagenten en bad guys die je kunnen doden. Misschien vond hij het niet veilig genoeg om er eropuit te trekken met alleen een klein meisje. Wat hij deed bracht hem niet in de problemen. Als de politie hem aanhield, kwam hij ermee weg. Want hij was een witte jongen en zijn krijttekeningen kon je uitvegen.’

Harvey Stein, fotograaf
Harvey Stein fotografeerde in de jaren tachtig 165 New Yorkse kunstenaars en legde ze vast in het boek Artists Observed (1986). Zo ook Haring. ‘Ik bezocht galeries en bekende kunstenaars zoals Warhol, Rauschenberg en Christo, en nieuwe, jonge kunstenaars zoals Keith Haring. Ik zag veel van zijn werk in de ondergrondse. In 1982 fotografeerde ik hem anderhalf uur lang en interviewde ik hem in de galerie waar zijn werk werd tentoongesteld. Wat me aan hem opviel was zijn gebrek aan pretentie. Hij was een fijn mens en slim in de marketing van zijn kunst. Wat hem anders maakte dan de andere kunstenaars was zijn openheid en optimisme. Hij was iemand die graag met zijn fans omging. Ik wist dat hij aids had dus zijn dood verbaasde me niet, maar het voelde toch als een groot verlies want hij was nog zo jong en vitaal.’



DIEGO CORTEZ, AGENT EN CURATOR
Diego Cortez, voormalig agent van Haring, curator van de legendarische tentoonstelling New York/New Wave (in MoMA PS1, 1981) en goede vriend van Jean-Michel Basquiat: ‘Ik ontmoette Keith Haring eind 1979 in zijn apartement op 1st Avenue, tijdens mijn onderzoek voor New York/New Wave. Mijn vriendje stelde me voor aan hem en Kenny Sharf. Ik zag meteen het belang van hun werk. Zoals bij Basquiat hielden de kunstwereld en het grote publiek meteen van zijn kunst. Beide kunstenaars waren verbonden aan de nieuwe esthetiek van de jaren tachtig: post-pop, graffiti, street en public art. Keith en Basquiat waren hechte vrienden, ze waardeerden elkaars werk. Ik werd Keiths agent doordat ik in 1980 werk van Basquiat ging verkopen aan belangrijke verzamelaars als Henry Geldzahler en Jeffrey Deitch. Toen Keith hoorde dat ik Basquiats werk in serieuze verzamelingen wist onder te brengen, vroeg hij me om zijn agent te worden. Hij gaf me een aantal werken die ik na een tijd teruggaf, allemaal onverkocht. Onze relatie was niet zo easy going als die van mij en Basquiat. Kort voor zijn vroegtijdige dood verontschuldigde hij zich en vertelde hij me hoezeer hij mijn geloof in hem als kunstenaar waardeerde.’
Volgens Cortez behoren de vroege tekeningen van Sumi-inkt op perkament uit 1981 tot het beste werk dat Haring maakte. ‘Ik had er twintig van Keith gekregen om te verkopen. Ze zaten in een koker die ik in de trein vergat. Ik kwam erachter toen ik de trein uit was en de deuren sloten. Ik probeerde ze tevergeefs te openen en schreeuwde naar de conducteur: “Help! Open de deuren!” De trein verliet het station en ik heb de tekeningen nooit meer teruggezien. Ik vertelde het aan Keith. Hij zei: “Maak je geen zorgen, ik maak wel nieuwe.” Nu zouden deze tekeningen tot wel vijf miljoen dollar per stuk waard zijn.’







CHRIS STEIN, GITARIST BLONDIE
Chris Stein, medeoprichter en gitarist van de band Blondie, zag Keith regelmatig: ‘Hij kwam ook naar onze shows. Op een dag zat ik in de Factory met Andy Warhol en Keith. Andy gaf me een van zijn posters van hem en Basquiat. Andy signeerde het affiche en Keith tekende een cartoonlul op de afbeelding van Andy en haarextensions op die van Jean-Michel. Hij signeerde het affiche ook, het hangt in mijn huis. Keiths stijl was zo specifiek, hij creëerde een simpele iconografie die voortduurt. Het zegt iets over zijn talent om iets diep persoonlijks te creëren dat de hele wereld raakt.’


OVER KEITH HARING
Tate Liverpool, BOZAR en Museum Folkwang brengen een groot retrospectief met werk van de legendarische Amerikaanse kunstenaar Keith Haring (1958-1990). Deze vriend en vakgenoot van figuren als Andy Warhol, Jean-Michel Basquiat, Patti Smith en Robert Mapplethorpe, was een unieke en opvallende verschijning in het New York van de jaren 80. Met zijn direct herkenbare stijl speelde hij een belangrijke rol in de tegencultuur. Haring is vooral beroemd om zijn iconische motieven: blaffende honden, kruipende baby’s en vliegende schotels. Hij wilde ‘publieke kunst’ maken, die hij verspreidde via zijn Pop Shop, de media, de metro en de openbare stedelijke ruimte. Hij vond inspiratie in het abstract expressionisme, de popart, de Japanse kalligrafie en het werk van New Yorkse graffitikunstenaars. Een krachtig oeuvre dat nog steeds bijzonder actueel is.
‘One of the shows of the year’
— The Telegraph
‘Silly and earnest, simple and sophisticated, playfully camp’
— The Times
