Mensen veranderen mee

Interview met Iwan Baan

Een koffer en een buggy; het zijn misschien wel de perfecte symbolen voor zijn werkende leven. De Nederlandse fotograaf Iwan Baan (1975) reisde de afgelopen vijftien jaar de wereld over om de plekken vast te leggen die we thuis noemen. Landsgrenzen waren streepjes in het zand, elke stad was een tussenstop.

tekst: Daan Heerma Van Voss

Zittend in een hoekhuis in de Amsterdamse Jordaan, tegenover Iwan Baan, waan ik me een vogelkijker die een zeldzame soort in het vizier heeft, net geland en zich alweer opmakend om de vleugels uit te slaan. Op de achtergrond klinkt het continue koffiezetapparaatachtige gebrom van een computer die Iwans laatste foto’s inlaadt. Naast ons, vlak achter de voordeur: een buggy, twee schoudertassen (voor de camera’s) en een onverwoestbare stalen reiskoffer. In de afgelopen dertig dagen maakte Iwan eenentwintig vluchten; vaak doet hij de digitale verwerking van zijn foto’s in het vliegtuig, zodat hij geen tijd verliest. Zijn opdrachten komen allemaal per e-mail binnen.

Een reiskoffer en een buggy. Het zijn misschien wel de perfecte symbolen voor Iwan Baans werkende leven – de afgelopen vijftien jaar heeft de fotograaf, geboren in Alkmaar, opgegroeid tussen Dudok-gebouwen, de wereld rondgereisd om het werk van vooraanstaande architecten vast te leggen. Landsgrenzen waren streepjes in het zand, elke stad was een tussenstop. Toen zijn Amsterdamse huis in 2011 door een merkwaardig ongeluk afbrandde, was dat een opluchting; nu had hij geen excuus meer om te stoppen met reizen. En zijn gezin, bestaande uit zijn Canadese vrouw Jessica en twee kinderen (van twee en zes), reisde steevast met hem mee, bijgestaan door een au pair. Meestal zat het gezin twee maanden in de Verenigde Staten, en dan twee maanden in Nederland; Iwan heeft toestemming van de leerplichtambtenaren, hij noemt het ‘nomadenvrijstelling’. De kinderen worden tweetalig opgevoed.

Luchtfoto van Art Biotop Water Garden, door Junya Ishigami, genesteld tussen de uitlopers van het Nasu-gebergte, Japan 2018
Fig 1. Luchtfoto van Art Biotop Water Garden, door Junya Ishigami, genesteld tussen de uitlopers van het Nasu-gebergte, Japan 2018

Als hij ergens aankwam, hadden lokale bewoners vaak niet eens door dat hij een fotograaf was. Met zijn handzame 35-millimeter-camera leek Baan, die op zijn zestiende zijn eigen camera in elkaar zette, eerder een toerist dan een professional. Geen assistenten, geen driepoot. Wel huurt hij vaak helikopters in, of maakt hij op plekken waar geen helikopter of Cessna te huur is, gebruik van een kleine drone, zodat hij zijn befaamde luchtfoto’s kan schieten.
En toen brak 2020 aan, het jaar van de grote ontwrichting, toen het luchtruim ineens leeg bleef, en wereldreizigers huisarrest kregen.

‘Eigenlijk voelde je het vanaf januari aankomen’, herinnert Iwan zich. ‘Opdrachten werden verschoven, één keer, twee keer. Nieuwe opdrachten kregen maar geen datum. Mensen werden nerveus, je hoorde het aan hun stem. En in februari begon de wereld steeds meer op slot te gaan, onze bewegingsruimte werd kleiner.’ Hij zet me een kopje koffie voor, uitgesputterd door het

Nespresso-apparaatje in de keuken. Hij heeft een zachte, vriendelijke stem, niet ongeschikt als voice-over bij natuurfilms. Hij draagt een overhemd, met een trui eroverheen. Zoals altijd is hij ongeschoren; een zwart baardje met hier en daar grijze haren. We bevinden ons op de begane grond, het kantoorgedeelte van het pand. Tegen elkaar gezette zwarte tafels, Apple-monitoren, en een kast met Iwans laatste boeken. Het gezin woont boven. Sinds maart vorig jaar al, fulltime. ‘In maart begonnen de dominostenen te vallen. Ik zat toen in Zweden, ik nam de allerlaatste vlucht naar Amsterdam, daarna ging het hele land op slot.’

Toen ze eenmaal in Nederland waren, begon het dubben. ‘Moesten we naar Amerika gaan, waar we ook een huis hebben, boven New York, veel ruimte hebben we daar, in het bos. Maar ja, hier hebben we een support network, vrienden, familie. We durfden rural America niet helemaal aan. Als het daar misgaat, stopt alles, dachten we. We kregen gelijk: twee weken nadat we hadden besloten in Nederland te blijven, sloot het enige streekziekenhuis in de buurt van ons Amerikaanse huis de deuren.’ De au pair ging terug naar Amerika, het gezin bleef in Amsterdam, ‘op honk’.

Was dat niet beklemmend, om ineens vleugellam te zijn? Hij glimlacht. ‘Ik heb me altijd goed kunnen aanpassen. Omstandigheden veranderen, mensen veranderen mee.’ Als je zijn werk toch één leidmotief zou moeten toeschrijven, is het die zin.
Misschien wel voor het eerst in zijn carrière werd hij gedwongenom anders te gaan reizen; niet zozeer van plek naar plek, maar terug in de tijd, dwars door zijn oeuvre, met een papieren reis tot gevolg, waarvan dit nummer van See All This het resultaat is geworden. Een reis langs plekken waar Iwan hoop aan ontleent. Wat hij onder hoop verstaat, daar kom ik later op terug.

Fig 2. Hoogovens van Tata Steel aan de Nederlandse kustlijn, IJmuiden, nabij de sluizen naar de haven van Amsterdam, Nederland, 2020

Eerst de vraag hoe een architectuurfotograaf kan uitgroeien tot reisleider. Omdat de omschrijving ‘architectuurfotograaf’ de lading nooit helemaal heeft gedekt. Wat Baan op beeld vastlegt, zijn niet zozeer gebouwen, maar eerder de mensen die erin rondlopen, die ernaast staan, die in de nabijheid ervan leven. Die meeveranderen. De gevel is mooi, maar niet zo mooi als het gezicht van de oude man die naar die gevel kijkt. Het viaduct is indrukwekkend, maar niet zo indrukwekkend als het tentenkamp dat eronder is opgericht. ‘Sous la pierre d’Iwan Baan, il y a toujours un coeur qui bat’, las ik ergens in een Franse beschrijving van zijn werk. Onder de stenen die hij schiet, vind je altijd een kloppend hart.

En dat is verfrissend. Decennialang draaide architectuurfotografie om het zo schoon en kil vastleggen van gebouwen, die dan niet als decor voor mensen en levens leken te dienen, maar als perfecte en onaantastbare monolieten in het landschap lagen, wachtend op bewondering en ontzag. Dat was hoe legendes als Julius Shulman en Ezra Stoller, feitelijk Baans voorgangers, het aanpakten. Maar perfectie heeft Baan nooit erg geïnteresseerd. Naar eigen zeggen ‘weet hij eigenlijk niks van architectuur’. De werkelijkheid is rommelig, dat weet hij wel, steden zijn rommelig, mensen zijn rommelig. En aangezien gebouwen geen monolieten zijn, maar deel uitmaken van hun omgeving, en hun omgeving op hun beurt weer vormgeven, moeten gebouwen ook rommelig weergegeven worden.

Stappen op de trap. Jessica komt de kamer binnen. De kantoorprinter is tevens de huisprinter, ze frunnikt aan een paar klepjes en gaat weer naar boven. Ergens in de verte klinkt het gelal van een man, verdwaald in de nauwe, eeuwenoude straatjes van de Jordaan. Iwan glimlacht.

Misschien heeft hij zijn iconoclasme aan zijn atypische achtergrond te danken. Hij heeft wel even gestudeerd, fotografie aan de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten in Den Haag, maar maakte het niet af. Hoewel hij met zijn docenten had afgesproken dat hij zijn slotpresentatie, die hij in New York (waar hij stageliep) in elkaar zette, digitaal mocht presenteren, werd hier op het moment suprême een stokje voor gestoken; zijn docenten, stuk voor stuk traditionalisten met een voorliefde voor het analoge, vonden dat je foto’s moest afdrukken, op een scherm of naar een projectie kijken was ze te min. Zijn toezending werd niet geaccepteerd. Dan niet, dacht Iwan, die net aan zijn carrière begon. Achteraf gezien op het perfecte moment: toen de digitale fotografie in de lift zat, de kwaliteit met elk model beter werd, en het mondialisme hoogtij vierde. Hij had de tijd aan zijn zijde.

Intussen heeft hij samengewerkt met illustere architecten als Rem Koolhaas, met wie hij begon te werken toen CCTV, het gebouw van de Chinese staatstelevisie, gebouwd werd (een proces dat hij nauw volgde), en Herzog & de Meuron, SANAA, Frank Gehry, Toyo Ito, Steven Holl, Zaha Hadid, Sou Fujimoto en Selgas Cano. Inderdaad, de grote namen. ‘Het ging allemaal heel natuurlijk. Ik reisde veel, kwam die architecten tegen, hoorde van hun nieuwe projecten die me mateloos interesseerden. Het was een bijzondere tijd, ook die architecten begonnen plotseling mondiaal te werken, China ging voor ze open, het ging allemaal heel snel. Daardoor verkeerde ik min of meer meteen in de positie om nee te zeggen tegen projecten die me niet wezenlijk interesseerden, en om helemaal mijn eigen stijl te volgen, zonder compromissen. In propaganda ben ik niet geïnteresseerd.’ Hij mocht werken zonder strikte eisen van opdrachtgevers, en kon zijn interesse in het documentaire aspect, het laten zien hoe een gebouw gebouwd wordt en hoe architectuur een achtergrond wordt van het dagelijks leven, naar hartenlust volgen.

Fig 3. Kibera in Nairobi, Kenia, de grootste informele nederzetting van Afrika, 2014

‘Het wordt pas echt boeiend,’ zei hij eens tijdens een lezing, ‘als de architecten en stedenplanners weggaan. Wanneer de stadsbewoners de gebouwen overnemen.’ Wanneer, om een voorbeeld te noemen, Venezolaanse bewoners een groot bankgebouw in Caracas, dat nooit is afgebouwd wegens de financiële implosie van het land, besluiten te betreden en hun intrek nemen in half-afgemaakte kamers. Wanneer de Chinese werklieden die perfect uitgedachte architectonische meesterwerken moeten bouwen, een zieltogend leefkamp maken rondom het bouwterrein, twintig mannen rondom een kampvuur, eten uit blik, met op de achtergrond het gebouw dat ze met gevaar voor eigen leven aan het maken zijn, zonder dat hun naam ooit in enig geschiedenisboek terecht zal komen. Wanneer de bewoners van Lagos in Nigeria, uit pure noodzaak gedwongen om op het water te leven, een complete buurt uitbouwen tot een soort armlastig Venetië, waar men in een kano van het ene naar het andere huisje vaart. Wanneer het idee van een gebouw plaatsmaakt voor de realiteit van mensen.

De omstandigheden veranderen, de mens verandert mee. Ook het laatste jaar zag hij daar de bewijzen van. Toen hij in de loop van de lente van 2020 weer wat begon te reizen – door Europa, via Mexico naar de Verenigde Staten, door Afrika – viel hem op hoe ongelijk de last van covid over de wereld wordt verdeeld, en hoe anders mensen erop reageren. De Verenigde Staten waren tot aan de beëdiging van Joe Biden in de ban van misinformation en angst. ‘De ene helft van het land was doodsbang, de andere helft dacht: zoek het maar uit met je maskers, wij gaan barbecueën. Het land was bezig zichzelf uit elkaar te trekken. Mexico, ook interessant, is het enige land ter wereld waar geen, helemaal geen, beperkingen of toelatingseisen zijn ingevoerd. Daar was en is het ieder voor zich. De scholen zijn al een jaar dicht, alleen de bovenlaag kan zich permitteren om enig onderwijs te volgen. Schoolgebouwen, al een jaar dicht, zijn geplunderd door bendes.’

En Afrika? ‘In Afrika doen ze het eigenlijk heel goed. Door de lange geschiedenis met ziektes en vaccinaties volgt men heel getrouw de regels. Ik was in Rwanda, daar draagt iedereen een masker, op de hoek van elke straat staat een agent die je QR-code checkt, of je wel toestemming hebt gekregen om daar op dat tijdstip rond te lopen. In Rwanda wonen bijna evenveel mensen als in Nederland, maar daar hebben ze maar zeventig gevallen per dag. Vrijheidsinperking is niet echt een thema daar. Zij denken: je bent pas echt onvrij als je ziek wordt.’

Waar komt dat eindeloze reizen toch vandaan? In een boek van een reisschrijver las ik eens dat mensen die veel reizen niet zozeer graag ergens vertrekken, maar vooral graag ergens aankomen. ‘Dat klopt helemaal. Als je in een andere wereld stapt, sta je helemaal open, je beziet alles met nieuwe ogen, je gaat van openbaring naar openbaring. Als je ergens langer bent krijg je last van blinde vlekken. Je ontwikkelt een soort staar, die alleen met veel moeite af te schudden valt. Waarom zou je níet willen reizen? Er is zo veel te ontdekken, er zijn zo veel nieuwe werelden.’ Als kind ging hij met zijn ouders nooit verder dan Frankrijk of Zwitserland, hij was twintig toen hij voor het eerst in een vliegtuig zat. Misschien dat zijn gretigheid daar vandaan komt; alsof hij nog altijd aan het inhalen is. ‘Misschien wel, ja. Ik kan behoorlijk rusteloos zijn, ben verslaafd aan het ontdekken van schoonheid.’

Fig 4. Torre David, het huis van 2500 mensen die in een onafgemaakte bouwput van een voormalige bank een informele gemeenschap bouwden, Caracas, Venezuela, 2012

Verslaafd aan schoonheid, of vooral het ontdekken ervan? ‘Het laatste’, geeft hij met een schuin glimlachje toe. ‘En eigenlijk is dit juist een heel bijzondere tijd om te reizen. Iedereen is aan huis gekluisterd, en elk huis is anders. In plaats van dat we allemaal de ­World Health Organization hebben gevolgd, is elk land eigenlijk het wiel aan het uitvinden. Elk land, elke staat, elke stad bedenkt zijn eigen regels.’

Waar komt het idee van hoopvolle plekken vandaan? ‘Ik ben altijd gefascineerd geweest door specifieke, eigenaardige oplossingen, door uniciteit. De mondialisering heeft toch gezorgd voor een zekere sameness, een soort monocultuur, die maakt dat veel landen meer op elkaar zijn gaan lijken. Dezelfde winkels, dezelfde architectuur, dezelfde manier van leven. Wat mij boeit, zijn de plekken die een derde fase zijn ingegaan. Na de eerste fase van authenticiteit, de tweede fase van mondialisering, is nu de fase aangebroken waarin authentiek nieuw leven ontstaat binnen die geglobaliseerde setting, waar het lokale terugkomt en samenkomt met het internationale. Neem Fogo Island, het oostelijkste puntje van het Amerikaanse continent. Vroeger, in de tijd vóór de trans-Atlantische vluchten, vloog men via daar, vanaf Gander Airport, van Europa naar Amerika en andersom. Van Gander naar Londen, dat was drieënhalf uur. Vroeger was het een knooppunt, waar ook nog massaal naar kabeljauw werd gevist. Het was een hub. Nu is het een vliegveld in the middle of nowhere. Naarmate de economische noodzaak van het ooit bruisende eiland wegviel, trokken de jonge mensen weg. De visserij verdween. Het leven werd kariger en kariger. Maar sinds enkele jaren is er daar nieuw leven ontstaan: kunstenaars kunnen er een residentie krijgen. Nieuwe, prachtige gebouwen zijn verrezen, allemaal met liefde gemaakt. Er vinden experimenten met microkredieten plaats. Er zijn weer bakkerijtjes, kleine winkels. Die combinatie van geschiedenis en toekomst, van verlatenheid en high-end architectuur, vind ik hoopvol. Zelfs in neergang kan leven ontstaan.’

De Sea Ranch in Californië is ook zo’n plek, vertelt hij enthousiast verder. ‘In de loop van de vorige eeuw zijn daar duizenden sequoia’s gekapt, de hele kust werd gestript, het land werd goedkoop. Maar midden jaren zestig streek er een groep ontwerpers en architecten neer, Charles Moore, Joseph Esherick, William Turnbull Jr., Donlyn Lyndon, Richard Whitaker en landschapsarchitect Lawrence Halprin. Ze begonnen op een specifieke, lokale manier, die raakt aan de plaatselijke ervaring, het landschap te herstellen, en bijzondere huizen voor zichzelf te bouwen. Er is daar een soort commune ontstaan. De ecologie wordt hersteld, de balans keert terug.’

Iwan Baan

‘Het is de versmelting tussen het lokale en het universele, die hem hoop biedt. De inventiviteit van mensen, de veerkracht.’

Hij noemt Makoko, dat eigenlijk een soort kopie was van Ganvie, een drijvende stad in Benin, vierhonderd jaar geleden gesticht door mensen die wilden ontsnappen aan de slavenhandel. Het ideaal van een leefplek die je helemaal zelf hebt geschapen. Voor hem gaat duurzaamheid dáár om. Om een herwaardering van lokale oplossingen, van inventiviteit.

‘Het is modieus om te praten over de CO2-uitstoot, maar duurzaamheid gaat verder dan dat. Het gaat steeds over fixes, over techniek die uit China gehaald wordt en waar ook ter wereld geïmplementeerd kan worden, panelen, batterijen. Maar het gaat niet om het aantal bike racks dat je aanlegt, om maar iets te noemen, het gaat om het veranderen van de autocultuur. En daarvoor moeten we goed in de spiegel kijken.’ Ja, hij zelf ook. ‘Daar moet ik eerlijk over zijn, ik draag bij aan de opwarming van de aarde. Ik koop de door mijn reizen veroorzaakte CO2-uitstoot af bij de KLM, maar dat is eigenlijk ook een soort aflaat. Ik worstel hiermee, laat dat duidelijk zijn.’

Want zijn ideale leefplek, dat is nog altijd het onderweg zijn. Rust vindt hij in de beweging. En hoe dat reizen er in de toekomst uitziet? ‘Geen idee. Het komende jaar zal ik, denk ik, meer in Amerika zijn, dat gaat weer open, daar is voor mij de komende tijd meer te doen, er heerst sinds Biden en de Democraten aan de macht zijn weer optimisme, ook al is de plek door en door verdeeld.’ En zoals altijd zal hij erbij zijn, om dat leven vast te leggen.

Fig 5. Makoko met drijvende school, door Kunlé Adeyemi NLÉ, Lagos, Nigeria, 2013

Recente verhalen