De show, daar draait het allemaal om
Interview met Viktor en Rolf
tekst: Hans den Hartog Jager
fotografie: Sanja Marusic
Mensen bleven maar aan Viktor en Rolf vragen of het nou mode is of kunst wat zij doen. Daarom noemen ze zichzelf fashion artists. ‘Nee, dat betekent niks, maar als er een label op zit zijn mensen gerustgesteld.’


Ineens valt ze aan. We zitten in Occo, het restaurant van The Dylan in Amsterdam, Viktor, Rolf en ik, en op tafel staan zalm, toast met avocado, gepocheerde eieren en steak tartare voor de lunch. Het gesprek schiet alle kanten op. Over grote veranderingen in het leven gaat het, over de grenzen tussen kunst en mode en over de reden waarom het duo Twitter heeft verruild voor Instagram (‘Twitter is voor Donald Trump’). Al die tijd heeft Zwaantje, Rolfs veertienjarige teckel, stilletjes bij hem op schoot gezeten, als een broos oud dametje. Maar nu staat Rolf op, vlijt de hond op zijn stoel en verlaat de ruimte. Viktor laat ondertussen op zijn iPhone net wat foto’s zien van hun allereerste collectie uit 1992 (‘Daar zat het ook al in, dat uit elkaar halen van oude stukken en ze opnieuw in elkaar zetten’) als Zwaantje omhoogschiet, op de tafel springt, en in één wellustige slobber alle rauwe zalm van Viktors bord graast. Beduusd kijken we elkaar aan, Viktor doet nog een poging tot opvoeding (‘Foei!’), maar Zwaantje kijkt zo tevreden dat we beiden in de lach schieten – en ik besluit ter plekke dat deze gebeurtenis de positie van Viktor en Rolf in de modewereld eigenlijk heel mooi samenvat.
Al sinds hun debuut hebben Viktor en Rolf de grenzen van de mode opgezocht – en soms gingen ze er bijna overheen. Hun werk, hun ontwerpen, hun shows gaan niet alleen over kleding die in meer of mindere mate draagbaar is, maar stelt nadrukkelijk vragen over de wetten en mechanismes van de mode-industrie. Dat leidde tot veel bijzondere, vaak spectaculaire statements variërend van een ‘staking’ in 1996 (waarbij ze welbewust geen nieuwe collectie uitbrachten om met het ijzeren ritme van de mode-industrie te breken) en ‘Black Hole’ in 2001, waarbij alle stukken zwart waren en ook alle modellen zwart waren geschminkt, tot de No-collectie, waarin zowel de modellen als de stukken op allerlei manieren met het woord ‘NO’ waren versierd, maar waartegen dat was gericht, was niet meteen duidelijk.
Tegelijk zijn de ontwerpen van Viktor & Rolf, hoe recalcitrant soms ook, zonder uitzondering met veel liefde voor mode en oog voor detail in elkaar gezet.
Die dubbelzinnigheid komt ook terug in ander werk: zo maakten ze in 1996 ‘Le Parfum’, een fake-parfum waarvan de fles niet open kon, om vervolgens in 2004, in samenwerking met L’Oréal, ‘Flowerbomb’ uit te brengen: een weelderig, zwaar-bloemig parfum dat door het ontwerp van het flesje (een handgranaat) subtiel de vraag opwerpt of de ontwerpers hun eigen parfum zelf wel serieus namen – en dat ondertussen buitengewoon succesvol is geworden.
Deze ongrijpbaarheid wordt versterkt door hun verschijning: Viktor & Rolf presenteerden zichzelf consequent als een ongenaakbare twee-eenheid, een beetje in de geest van het Engelse kunstenaarsduo Gilbert & George: twee mannen die zich hetzelfde kleden, dezelfde brillen dragen en die zo intensief samenwerken dat ze nauwelijks meer van elkaar te onderscheiden zijn. En hun imperium bleef zich uitbreiden: prêt-à-porter, meer parfums, zonnebrillen, eigen winkels, samenwerkingen met onder andere Swarovski en kinderwagenfabrikant Bugaboo. Viktor en Rolf leken alles naar hun hand te kunnen zetten, ongenaakbaar en fully in control – ieder moment konden ze toeslaan, en vanuit welke hoek kon je nooit voorspellen.
Het kwam als een verrassing toen twee jaar geleden bekend werd dat hun prêt-à-porter-lijn werd gestopt. Kenners voelden het al een beetje aankomen: de lijn was langzaam minder zichtbaar geworden en op steeds minder plaatsen te verkrijgen. ‘Dat was natuurlijk een klap,’ zegt Rolf. ‘Ook praktisch: in die collectie ging een heel groot deel van onze tijd zitten en die kwam ineens vrij. Ik ging paardrijden en pianospelen en daar raakte ik ook weer gestrest van. En ondertussen gingen de andere collecties, het parfum, de accessoires, gewoon door. Alsof we ons leven opnieuw moesten ordenen.’
Viktor: ‘Het was niet zo dat onze prêt-à-porter niet verkocht, het liep alleen niet zoals het moederbedrijf verwachtte. En zelf voelden we ons er ook niet goed bij. Je moet bedenken: als jonge ontwerpers begonnen we meteen met couture, wat heel ongebruikelijk is. En omdat dat goed ging kwam er steeds meer bij: parfum, accessoires, eigen winkels – en daarna leek prêt-à-porter een logische stap. Het paste ook bij het beeld dat we zelf hadden van een succesvol modehuis: alle elementen versterken elkaar, haute couture, prêt-à-porter, parfums en andere accessoires, zowel in artistiek opzicht als commercieel, ze stuwen elkaar als het ware op. Nu werd duidelijk dat prêt-à-porter niet bij ons paste: daarvoor moet je zowel gezichtsbepalende dingen ontwerpen die je in een etalage kunt hangen, stukken waar iedereen over schrijft, maar die geen hond koopt, als basic dingen waar nooit iemand het over heeft, maar die wel goed verkopen.’
Rolf: ‘En juist op dat laatste deel ging het mis. Wij hebben toch het imago van eigenzinnig en creatief, dus kopen mensen van ons geen basic blouse. Die kopen ze wel van iemand anders. We vonden zulke ontwerpen trouwens ook niet leuk om te maken. Dat was een spagaat en dat werkte niet.’
