Op weg naar huis

Een kort verhaal van Iris Hannema

Niets is verslavender dan de vrijheid te voelen op elk moment te kunnen vertrekken, dacht reisjournalist Iris Hannema. Een kort verhaal over reizen en thuiskomen.

Julie Cockburn, {{Somewhere Else}}, handgebor duurde cirkels op gevonden foto, 2018, Flowers Gallery
Fig 1. Julie Cockburn, Somewhere Else, handgebor duurde cirkels op gevonden foto, 2018, Flowers Gallery
tekst: Iris Hannema

Niet ver van mijn hotel in Havana slaan de golven tegen de kade van boulevard Malecón. In de avond schijnt de zilveren maan er op volle kracht, is de zee één zwart vlak met miljoenen glinsteringen, maar overdag is het er overbelicht en heet. Het hotelletje met vijf kamers kwam ik bij toeval op het spoor, zoals dat gaat op reis, via via. Een Alice in Wonderland van staartklokken, Perzische tapijten, antiek meubilair, porselein en poppen, en grammofoonplaatgeluid dat vanuit de achterkamer opstijgt.

Schuin tegenover woont Camilo, een oude Cubaan met een schuifelend loopje. Hij vroeg mij of ik zijn verjaardag wilde komen vieren. En ja hoor, een cadeautje zou hij ook wel willen, riep hij nog. Als ik aan het einde van de middag weer langsloop, zit hij nog steeds op dezelfde plek in de deuropening: ‘Si mamita, voor mijn verjaardag?

Het huis van Camilo is armoedig en kaal, vergane glorie, het ruikt er naar kokosolie en rum, en boven het fornuis hangt een foto van een opvallend knappe Jezus. Kennelijk vieren we zijn verjaardag met z’n tweeën, geknield op de keukenvloer, voor een huisaltaar met potten en pannen gewikkeld in kleurige doeken. Het heeft iets voodooachtigs, want ik herken het ritueel uit Benin, waar ik ook al eens op verzoek potten en pannen vereerde. Ik schud de sambaballen acht keer heen en weer, voor de overledenen die ik ken, dan voor alle doden, nog een keer voor mijn moeder, en ga zo maar door.

Mijn knieën doen pijn en Camilo’s vrouw is ondertussen begonnen met het vegen van de keukenvloer en draait de volumeknop van de retroradio hoger. De vierkwartsmaat van salsa vult het huis, ik voel de harde prikkelende haren van de bezem tegen mijn blote been en dan mogen we eindelijk opstaan. ‘Goed, dan is het nu tijd voor rum,’ zegt Camilo lachend, terwijl hij witte plastic bekertjes volschenkt, al is hij zelf zo te ruiken al lang begonnen. Ondanks dat het intiem voelt, die grote man en ik samen biddend op onze knieën, allebei uit zo’n andere wereld, vrees ik dat hij mij achteraf om geld zal vragen.

Julie Cockburn, {{Idyll}}, 2012
Fig 2. Julie Cockburn, Idyll, 2012

Ondertussen ben ik al even op Cuba en heb ik geleerd dat het de kunst is om uit handen te blijven van ‘stadsgidsen’ en ‘nieuwe vrienden’. Mensen die je ongevraagd een stadstour geven of meelopen om je de weg te wijzen, je vertellen dat het een vriendendienst is, tot je op je bestemming aankomt en je toch dwingend gevraagd wordt te betalen. Het had mijn vertrouwen geschaad en intussen wilde ik door niemand meer geholpen worden. Ook waren er vrouwen die me, bedelend om geld voor babypoedermelk, straat na straat achtervolgden. Toen ik er met eentje meeliep, geen geld gaf, maar de poeder zelf voor haar in de winkel wilde kopen, bleek ze toch liever rum te hebben.

De jarige buurman Camillo had ’s ochtends al om een cadeautje gevraagd en dat had ik hem niet gegeven, maar hij had er niets van gezegd en ook na de godenverering in zijn keuken had hij nergens om gevraagd. Het had me opgelucht, iemand die gewoon zomaar aardig was geweest.

’s Avonds zit ik op een terras in het oude stadscentrum van Havana, waar een parade van straatmuzikanten voorbijtrekt. Ze zien er allemaal uit ‘met de groeten van Cuba’: zongebruind perkamenten gezicht, Panamahoed op en een stierlijk verveelde blik, alsof ze liever zouden gaan vissen. Ze spelen steeds dezelfde beroemde liedjes, ‘Guantanamera’, ‘Hasta Siempre Comandante (Che Guevara)’ en ‘Chan Chan’, maar mij maakt het niets uit. De warme wind blaast over het plein, ik ruik de zilte geur van de Golf van Mexico en ik krijg zin om naar de oceaan toe te lopen en te staren.

En zoals altijd als ik op reis ben en ergens gewend raak, komt er ook nu weer een golf van geluk over me heen, het gevoel dat het niet beter kan worden dan nu, hier, in dit nieuwe land. En door die olieachtige waas van ‘nu is alles echt goed’ en ‘hier blijf ik voor altijd’ heen, stel ik me voor er eeuwig te blijven wonen. En voor even geloof ik het echt, ook al is dit het zoveelste land waarvan ik denk dat ik eindelijk mijn thuis op de wereld heb gevonden.

Terug op mijn kamer, tussen de porseleinen poezen, met boven me een suizende plafondventilator, ontnuchter ik alweer en doorzie ik mijn zoveelste poging op zoek naar mijn utopische thuis; en misschien is dat wel wat reizen voor mij is. Al jaren bestaat mijn leven uit constante beweging en zoek ik die ene (liefst exotische) locatie waar eindelijk alles bij elkaar komt: ver weg zijn, een gelukkig leven, een schone lei, zonder oud zeer, zonder behoefte te vertrekken naar elders. Met andere woorden: zo’n plek waar het allemaal klopt en ik kan zeggen: hier ben ik thuis (liefst met roze patiomuren, een inktblauwe zee, overhellende palmen en doorzichtige gordijnen die wapperen in de ochtendzon).
Maar sinds ik dertig ben geworden, lijken er neurale paden te zijn omgelegd: ik weet ondertussen – spijtig genoeg – dat het verleidelijke thuisgevoel op reis onlosmakelijk verbonden is met de aantrekkingskracht van het onbekende. Dus: zolang het ergens nieuw en onbekend voelt, houd ik de illusie in stand er voor eeuwig gelukkig te kunnen worden. Maar zodra routine en gewenning hun intrede doen (dat wil zeggen: ik heb ter plaatse een etage gehuurd, heb mensen leren kennen, heb mezelf geïnstaleerd als vaste klant bij een koffietentje en heb zelfs een geliefde ontmoet), dan dempt het geluksgevoel. Interne onrust begint langzaam maar zeker te woekeren en slaat zo fel om zich heen dat ik het na een paar maanden alweer heel anders zie: nee, ik heb me toch vergist, het is niet hier waar ik ben, maar dáár waar ik nog naar toe moet; het doel heeft zich alweer verplaatst! En met die gedachte veer ik op, onderhevig aan de macht van het verslavende facet van het reizen: vertrekken. Niets is verslavender dan de vrijheid te voelen om op elk moment weg te kunnen, alles achter je te laten en alle levens die je bent begonnen weer te kunnen ontbinden. Om waar dan ook ter wereld, opnieuw te kunnen beginnen.

Julie Cockburn, {{Aeroplane 1}}, 2016
Fig 3. Julie Cockburn, Aeroplane 1, 2016

Als ik vanuit Cuba naar Rio de Janeiro vlieg, waar het carnaval op het punt staat los te barsten, voel ik me overgeleverd aan mijn eindeloze zoektocht naar steeds meer avontuur. Of ik me thuis voel bij mezelf, weet ik niet eens, maar ik begin te geloven van niet. Ik wil me liever érgens thuisvoelen, op een plek die te fotograferen en aan te raken is, zodat het reizen iets tastbaars oplevert. Want reizen bevredigt een onrustig hart maar al te goed – het werkt bij mij al jaren, en maakt me ook gelukkig – maar het effect is van vluchtige aard, zoals verliefdheid je hormonen tijdelijk kapen. En hoe graag je het ook wilt, het effect van het kolkende begin blijft niet.
Langzaam gaat de magie eraf, sta je weer op eigen benen. Na al die jaren kijk ik in de spiegel en vraag ik me af: wat is er in hemelsnaam in al die reisjaren gebeurd en wie ben ik geworden? Het was een eindeloos bevredigend leven geweest. Het gaf tumult, emotie en beweging, omringd te zijn door mijn soort mensen, de weglopertjes. Maar daaronder groeide gestaag en geduldig een andere behoefte: het verlangen naar inzicht.

Mijn vader heeft de auto in Haarlem voor mijn vertrek volledig voorbereid: een nieuwe accu, autoradio, uitlaat, remmen en ruitenwissers, een deken voor de hond, sneeuwkettingen, reflecterende vesten, werkhandschoenen en de in Frankrijk verplichte alcoholtests. We hadden samen voor de deur van mijn ouderlijk huis het verwisselen van een autoband geoefend en de nieuwe sneeuwkettingen uitgeprobeerd. Mijn ouders blijven in Haarlem, ik verhuis naar Frankrijk en ik voel dat het deze keer voor hen anders is. Definitiever dan het zoveelste vertrek met rugzak naar een ander continent.

Reizen heeft een spanningsboog die zij goed kennen: ineens is het genoeg, stromen de ervaringen aan alle kanten over en moet er gehoosd worden. Dan kwam ik thuis. Maximaal drie maanden later stonden we weer op Schiphol, dronken we er samen koffie ter afscheid en op die dag werd in Haarlem de zandloper weer omgedraaid. Nu is de tijdslijn onbekend, moet er ontdekt worden wat het betekent om samen met mijn Franse geliefde op een berg in de Alpen te wonen en is er voor de allereerste keer een mogelijkheid dat ik niet meer terug naar Nederland kom. Ik rijd de Autoroute du Soleil af in zuidelijke richting en de stem van het navigatiesysteem met zijn gemoedelijk timbre klinkt al een hele tijd niet meer. De satellieten bewegen in stilte met ons mee. Jammer, want de audiostem kalmeert me. Ik zie de man van de stem voor me als een goede bekende met een headset op zijn engelenhaar en een uitgevouwen kaart voor zijn neus. Zo iemand die niets teveel zegt, nooit zijn mening geeft en wars is van het vermogen te kwetsen, de ideale mens op reis.

Het is windstil, boven me zie ik een blauwe Franse lucht met wolkachtige vliegtuigstrepen en ik krijg er een vakantiegevoel van. Op de weg ten oosten van Lyon hangt een verkeerswaarschuwing in Franse sms-staal voyager est aussi s’arrêter, reizen is ook stilstaan, wijsbegeerte boven de tolweg. In andere woorden: wie stopt met reizen wordt gedwongen achterom te kijken en te zien wat het heeft opgeleverd. Wat mij betreft is het de timing die telt. Je moet weten wanneer het tijd is om terug te keren, net als bij freediving: hoe dieper je onder water gaat, hoe deprimerender het wordt. Je enige verlossing is op het juiste moment op te stijgen, terug naar het licht.
Pas als ik de stad Chambéry nader, buigt de ruggengraat van de aarde en beginnen de bergen met aan hun voeten de opwaartse valleien met wijngaarden. De druivenranken zijn geplant in keurige rijen. Aan mijn linkerhand verschijnt het bergmassief de Bauges waar ik en mijn geliefde binnenkort naartoe zullen gaan om wandelaars te worden. Na eindeloos rechtdoor sommeert de navigatiestem plots na zoveel meter af te slaan. In deze regio gaat mijn nieuwe leven op één locatie beginnen: ik ga ontdekken hoe ik ergens vast kan wonen, in een stenen huis met een voordeur en zonder wielen. En of ik tegelijkertijd onafhankelijk kan zijn en in vrijheid kan blijven.

 

Iris Hannema (1985) is schrijver en journalist voor onder andere Trouw en de Volkskrant en bezocht in haar eentje meer dan honderd landen. Eerder verschenen bij De Arbeiderspers haar reisboeken Miss yellow hair, hello!, Het bitterzoete paradijs en Reizen volgens Hannema.

Recente verhalen