Dankzij de Twentse textielbaron G.J. van Heek Jr. bevinden zich honderden schetsen, tekeningen en schilderijen van de Duitse dierenschilder Wilhelm Kuhnert (1865-1926) in museaal en particulier bezit in Nederland. En dan met name in het Rijksmuseum Twenthe in Enschede, waar Van Heek op zijn kosten speciaal twee zalen liet bouwen, om de vaak grote doeken van deze jager-kunstenaar te kunnen exposeren. Tot ongeveer twee decennia geleden hingen er zijn olifanten, buffels, giraffen, bizons en impala’s op groot formaat. Kuhnert componeerde ze veelal in zijn atelier, bij terugkomst van zijn reizen naar respectievelijk Oost-Afrika, India en Oost-Europa. Beroemd is hij vanwege zijn vele afbeeldingen van leeuwen, hij dankt er zijn bijnaam ‘Lowen-Kuhnert’ aan. Het meest artistiek zijn feitelijk zijn olieschetsen die hij, geweer en penseel tegelijkertijd in de aanslag, met gevaar voor eigen leven ter plekke vervaardigde. Hierop zie je zijn vrije en losse wijze van schilderen zoals op deze Impala uit 1905 (27 x 40 cm). Zijn werken worden nog steeds gezocht door vele verzamelaars in de VS en Europa, en wij mogen blij zijn dat we er af en toe van mogen genieten. Zo is momenteel het werk 'Leeuw' in Twenthe op zaal te zien.
Toch wel een van de allerbelangrijkste Romantici: de schilder Eugene Delacroix (1798-1863). In het Musee d’Orsay hangt het sfeervolle schilderij ‘Eerbetoon aan Delacroix’ (1864) geschilderd door Fantin-Latour, waarop een groep schilder-collegae en vrienden zoals Whistler, Manet en Baudelaire rond het portret van de eerder overleden Delacroix te zien is. Verder is Delacroix natuurlijk bekend van zijn ‘grands formats’ in het Louvre zoals: ‘La Barque de Dante’, ‘Scènes des Massacre de Scio’ en het iconische en politiek geladen ‘La Liberté guidant le Peuple’ over de revolutie van 1830.
Delacroix was bevriend met Chopin, George Sand en Théodore Chassériau en was zelfs zo beroemd dat de Franse staat zijn woonhuis annex atelier tot museum heeft omgedoopt. Op 28 december 1857 betrok de schilder het fraaie huis met ommuurde tuin aan het intieme en charmante 6 Rue de Furstenberg. Hij woonde er tot aan zijn dood in 1863. De reden van zijn overstap naar deze woning betrof de gunstige ligging ten opzichte van de kerk Saint-Sulpice waar hij tussen 1857-1861 aan drie grote fresco’s voor de Kapel van des Saints-Anges werkte. Deze muurschilderingen zijn gewoon te zien, en in combinatie met een bezoek aan het woonhuis heb je weinig verbeelding nodig om op een holletje naar het Louvre te gaan en in te zien wat een groot en invloedrijk kunstenaar hij geweest is.
Het bestaat nog, een museum dat een 19e-eeuwse sfeer ademt. Ik heb het over het Koninklijk Museum van het Leger en de Krijgsgeschiedenis in het Jubelpark te Brussel. Objecten staan er opgepropt en slecht verlicht in donkerbruine vitrines, en de schilderijen hangen op een salon-achtige manier kriskras onder en boven elkaar. Tekstbordjes ontbreken. Desondanks is het er bijzonder aangenaam dwalen. En het is leerzaam. Mijn historische hiaten werden spelenderwijs ingevuld. De mooiste anekdote betrof de expeditie die vijftienhonderd Belgische soldaten in 1864-67 naar Mexico ondernamen om de veiligheid van Keizerin Charlotte te kunnen garanderen, de dochter van Leopold I.
Het is evident voornamelijk een historisch museum, maar de geschiedenis is rijkelijk geïllustreerd met wapens en uniformen in vitrines, schilderijen van forten, charges, veldslagen en portretten van soldaten door o.a. Eugene Verboeckhoven, van Severdonck, Madyol en Lahalle. Het is een absolute aanrader, al was het alleen maar om eens te verdrinken in historische fantasieën van lang geleden. Het militaire museum in Brussel brengt je kort terug in die woelige wereld van oorlogen, ontdekkingen, nieuwe wetenschap, Romantiek, besnorde heersers en bestuurders en grove ongelijkheid. Het is opmerkelijk te constateren dat een klein land als België een dergelijke rijke militaire traditie kende. Dit museum heeft daar het maximale weten uit te halen. Nu nog wat meer tekstbordjes en het is een volmaakt labyrint van leger-rariora.
Na het broeierige Napels is Capri een plezierig eiland om te bezoeken. Capri kent een eeuwenlange decadente historie, die van Keizer Tiberius via Oscar Wilde en Baron Fersen naar Axel Munthe leidt. Veel kunstenaars hebben de karakteristieke rotsen van Faraglioni getekend of geschilderd. Er is ook een heus museum. Het Karthuizer klooster van San Giacomo herbergt tegenwoordig het Museo Diefenbach. Karl Wilhelm Diefenbach (1851-1913) was een Duitse schilder die graag in harmonie met de natuur leefde. Hij was naturist, nudist, pacifistische activist, vegetariër, en iemand die de monogamie verwierp. Hij stichtte een commune die later failliet ging en nam de benen naar Capri, waar hij gehuld in een wit wijds gewaad en getooid met lange baard een reïncarnatie van Jezus Christus leek. Hij schilderde kolossale symbolistiche doeken in olieverf gemengd met andere materialen als zand en teer en gaf ze titels mee als 'Frage an die Sterne' en 'Du sollst nicht toten'. De intense en toch poetische composities laten een constante strijd tussen licht en donker zien en drukken de overtuiging van Diefenbach uit dat 'het kwaad een gebrek aan licht is'.
Pas in 1970 werden zijn 31 'corpus caprese' werken aan de Italiaanse staat gedoneerd en ondergebracht in een museum dat zondermeer een waar eerbetoon aan zowel zijn excentrieke levenstijl als ook aan zijn imposante en overweldigende schilderijen is.