'Lee Friedlander Puts Your Selfies to Shame', luidde de kop van een recensie naar aanleiding van zijn boek: ‘Self-portraits 1958 – 2011’. Een omschrijving die exact aangeeft waar de zelfportretten van Friedlander staan in de fotografische hiërarchie. Op een rustige maandagmorgen sta ik, een kwartier te vroeg, voor het Stedelijk Museum in Amsterdam. De deuren zijn nog gesloten. Er staat een imposante bewaker binnen achter het glas. In een flits zie ik mijzelf weerspiegeld in zijn zwarte kostuum. 'Lee Friedlander', gaat het door mijn hoofd, de fotografische Pavlov-reactie is onvermijdelijk. De invloed van de Amerikaanse fotograaf/kunstenaar Friedlander op fotografen over de hele wereld is nauwelijks te meten. Voor de ingang van het naastgelegen Van Gogh-Museum staan opvallend veel jonge toeristen, zich vermakend met het schieten van een eindeloze reeks selfies. Binnen wacht Vincent op hen met zijn grimmige, wereldberoemde zelfportretten. De bewaker van het Stedelijk ontgrendelt de deur en ik loop direct richting de boekwinkel. Tot mijn vreugde zie ik daar een vuistdik hardcover-boek liggen: ‘Lee Friedlander Selfportraits 1958 – 2011’. Friedlander (1934) is een fotograaf die onvermoeibaar alles fotografeert. Onvermijdelijk ook zichzelf. De zelfportretten zijn geen reactie op een modieuze trend, maar een onvermijdelijke uitkomst van zijn werkwijze. Lee Friedlander kijkt met het oog van een chirurg naar Lee Friedlander. Naar een man die ouder wordt. Hij fotografeert zichzelf zonder enig mededogen. Zijn zelfportretten zijn desondanks beeldschoon, met vlagen humoristisch. Een zeldzame combinatie.
Klik op 'See' hieronder om een filmpje met het werk van Friedlander te bekijken.
In Den Haag is momenteel een overzichtsexpositie te zien met honderden foto's van Gerard Fieret. Fotografie – jarenlang verguisd in het Land Der Kunsten – is inmiddels geliefder dan ooit. Het grote publiek stroomt massaal toe als museumposters met iconische foto's van beroemde fotografen als Richard Avedon, Robert Mapplethorpe, Helmut Newton en Andres Serrano al weken voor de opening om aandacht vragen. Maar Gerard Fieret past niet in dit rijtje, ondanks dat er momenteel in New York forse bedragen worden betaald voor zijn haveloze prints. Zijn studio was geen ruime loft in New York, maar een hok vol duivenstront in Den Haag.
Dat lot van zonderling deelde hij met de Tsjech Miroslav Tichý (foto) en de Nederlander Anton Heyboer, drie mannen getekend door de oorlog, en ware zielsverwanten in een universum waar andere kunstwetten gelden. Alle drie gefascineerd door de wereld waar ze tot hun verbazing in belandden, en bovenal door die vreemde wezens om hen heen die wij gemakshalve "vrouwen" noemen. Ze fotografeerden hen onafgebroken. Geboren voyeurs, die door de zoekers van hun verweerde camera's het leven observeerden, een wereld waarin de afstand tot het paradijs onoverbrugbaar is. "Paradise Lost", en dat moest ook vooral zo blijven. Afstand. Gerard Fieret danste en kroelde met zijn modellen, bestempelde de oplichtende dijen van deze volkse vrouwen op zijn prints veelvuldig met zijn naam. In een wanhopig gevecht dat echter niet te winnen was. Eens buitenstaander, altijd buitenstaander. In het Haags Fotomuseum staat, pal naast de nieuwe Fieret-catalogus, het boek "Het onvermoeibaar epos" te koop. Boordevol foto's gemaakt door deze drie zonderlingen. Een juweel.
Op onze selfies staan we pal vooraan. Wij zijn het middelpunt van de wereld. Landschappen en steden schuiven op de achtergrond voorbij. We doen hoogstens een stapje opzij om met een gestrekte arm de Toren van Pisa tegen te houden. Op miljoenen toeristenfoto's staan lachende hoofden, tegen elkaar geklemd, messcherp in het midden van het beeld. Met op de achtergrond nauwelijks herkenbaar de kathedraal van Gaudí of de Engelburcht in Rome, te dicht bij de camera om binnen het kader passen. Maar het doel is bereikt: het bewijs op Facebook dat wij daar zijn. Niet waren, maar zijn. De tijd van vakantiefoto's die pas later opbloeien in albums ligt voorgoed achter ons.
De Engelse fotograaf Francis Frith nam ruim 150 jaar geleden - letterlijk - afstand van zijn reisgezelschap om de piramides langs de Nijl vast te leggen. Met, aan de voet van de imposante steenconstructies, minuscule donkere stipjes in witte gewaden naast hun zwaar bepakte lastdieren. Een volmaakt klassiek wereldbeeld: de wereldwonderen groot, de mens een stip. Gefotografeerd onder zware omstandigheden: extreme hitte, roversbendes, en uiterst primitieve apparatuur.
Met de iPhone zijn de technische hindernissen overwonnen. Iedereen fotografeert. En iedereen reist, er zijn geen thuisblijvers meer. Fotografische pioniers zoals Francis Frith zijn verdwenen. En met hen de afstand tot de wereld die we waarnemen.
De expositie 'In Egypte', in Huis Marseille (waar onder meer werk van Frith te zien is) is een indrukwekkende blik op een wereld die niet meer bestaat. De piramides staan er nog - u kan er morgen voor een bodemprijs naartoe vliegen - maar de onbereikbare droom die in 1857 vakkundig werd vastgelegd voor de thuisblijvers, is voorgoed verdwenen.