Post Internet Art is in de hedendaagse kunst een hele hippe, maar ook een tikje tragische beweging. Niemand lijkt precies te weten wat het is, en wie er desondanks mee wordt geassocieerd, wil er niks mee te maken hebben. Meestal bestaat post internet-kunst uit beelden of installaties die zijn opgetrokken uit objecten die overal vandaan komen: deels zelfgemaakt, deels digitaal geprint, deels ‘readymades’ – onderscheid en hiërarchie zijn er niet meer, net zoals je op je computerscherm heel veel tabbladen tegelijk kunt hebben openstaan die allemaal verschillende verbanden met elkaar aangaan.
En hoewel de samenstellers de naam nadrukkelijk vermijden, krijg je toch het vermoeden dat Inflected Objects #2 Circulations in De Hallen een typische Post Internet-expositie is. Werk van de kunstenaars Martijn Hendriks, Katja Novitskova, Vanessa Safavi en Dan Walwin, dat vaak uit heel veel onderdelen bestaat, wordt hier getoond in combinatie met kunstwerken uit de collectie van het Frans Hals Museum. Titelbordjes lijken taboe, waardoor het geheel binnenkomt als een overvloedige totaalinstallatie. Dat lijkt even verwarrend, maar als je vervolgens gewoon aan de hand van je eigen, persoonlijke voorkeuren gaat kijken en associëren (net zoals je tijdens het websurfen doet) blijkt Inflected Objects een rijke, zeg maar gerust aanstekelijke hedendaagse tentoonstelling – die je ook nog eens het gevoel geeft dat je helemaal bij bent.
Oké, het is niet naast de deur maar ik moet toch érgens mijn enthousiasme kwijt: het is lang geleden dat ik zo vrolijk, geïnspireerd en verdiept een museum verliet als onlangs na het zien van de grote Francis Picabia-expo in het MoMA in New York. Picabia is altijd een kunstenaar geweest waar kunsthistorici niet goed raad mee weten. Gedurende zijn carrière wisselde hij elke paar jaar van stijl, zodat zijn oeuvre niet door een maar door wel acht kunstenaars lijkt te zijn vervaardigd. In de MoMA-zalen komt een dadaïst voorbij, een surrealist, een man die verschillende figuratieve werkelijkheden over elkaar heen schilderde, een vervaardiger van realistische Riefenstahl-kitsch met een subtiel ironische draai, en een volbloed abstracte schilder wiens werk vol zit met verwijzingen naar vruchtbaarheidssymbolen en de natuur. Dat zou gemakkelijk tot een gevoel van vrijblijvendheid kunnen leiden, maar dat is nu juist het bijzondere: Picabia wordt nooit belemmerd door de techniek, hij wekt de indruk dat hij in elke stijl volkomen thuis is, waardoor je als toeschouwer een groot gevoel van bevrijding ervaart. Want dáár gaat kunst op zijn best natuurlijk over, die aanstekelijke combinatie van beheersing, nieuwsgierigheid en vooral: schijnbaar onbegrensde vrijheid. En Picabia had het allemaal. Het mag dan nog steeds niet om de hoek zijn, maar in Michelin-termen zou ik zeggen: het maximale aantal sterren en de omweg waard.
Het rijk der lichten is een van de beroemdste schilderijen van René Magritte. Dat komt niet alleen doordat er zoveel versies van bestaan, maar vooral doordat Magritte op dit doek het surrealisme op zijn slimst toepast: in de onderste helft van het landschap is het overduidelijk avond (donkere bomen, een verlicht huis) terwijl het aan de bovenkant een stralende dag is met wolken aan een blauwe hemel. Het kan niet en toch geloof je het – net zoals bij de landschappen die Orna Wertman samenbrengt in haar boek Other Vacations. Voor de collages die hierin zijn verzameld nam Wertman oude vakantiekiekjes uit haar eigen archief en dat van familieleden, knipte die in tweeën en combineerde deze delen tot nieuwe, nogal ongebruikelijke landschappen. Het mooie is: net als Magritte doet ze dat zo subtiel dat haar ingreep op het eerste gezicht niet eens opvalt, terwijl je, als je beter kijkt, niet kunt geloven dat je het niet meteen zag. Wertmans collages gaan over clichés, over verwachtingen, over patronen in het landschap – en ook over hoe vooringenomen we meestal naar vakantiekiekjes kijken. Dat laat je voortaan wel, als je Other Vacations hebt bekeken: onder ieder landschap, zo laat Wertman zien, kan een verrassing verborgen liggen.
Schilder Karel Appel had het begrip ‘imagebuilding’ al uitgevonden voor het woord bestond. Met rondborstige uitspraken als ‘ik rotzooi maar wat an’ en ‘voor mij is een tube verf een raket’ wist hij zichzelf al in de jaren vijftig van de vorige eeuw neer te zetten als het grote achteloze schildersbeest – precies zoals het publiek zijn kunstenaars in die tijd graag zag. Appel werd er beroemd mee, maar het gevolg was ook dat hij in de decennia die volgden vooral onder de ‘kenners’ als schilder steeds minder serieus werd genomen. Op een groot overzicht probeert het Gemeentemuseum Den Haag Appel-de-schilder nu in ere te herstellen, mede door te laten zien dat hij wel degelijk nadacht over zijn composities en zelfs vrij minutieuze voorstudies maakte. En zowaar, het werkt: 'Karel Appel, retrospectief' is een geweldige tentoonstelling waarop de energie en het schilderplezier van de schilderijen afspat.