Museum Boijmans van Beuningen zal met de expositie "Gek van Surrealisme" volle zalen trekken. Deze kunst is niet plechtig, eerder kinderlijk stout, raadselachtig, vindingrijk, droomachtig, kortom ‘anders’. Met als uitschieter Salvador Dalí, de opvallendste goochelaar op het wereldpodium der Kunsten. Maar een kleine, geruisloze expositie die u evenmin mag missen, is momenteel te zien in Museum Het Dolhuys, een eeuwenoud, labyrinth-vormig gebouw. Diverse objecten herinneren ook nu nog aan een verleden waarin in deze ruimtes geestelijk gestoorde patiënten - vastgesnoerd op zware stoelen met riemen van tuigleer - hun wanhoop uitschreeuwden of catatonisch stil vielen. In een van de talrijke kleine zalen is de expositie te bewonderen van Arthur Prins, een bescheiden man die - hij is regelmatig zelf aanwezig - qua uiterlijk in niets aan Salvador Dalí doet denken. Eerder aan een ambtenaar in ruste. Maar die rust is bedrieglijk, zijn collage-tekeningen vertellen u als kijker dat deze voorover gebogen man, die nauwelijks opkijkt van zijn schetsboek, leeft in een uiterste complexe wereld. Zo deed hij in 'Nooit meer slapen' (VPRO) de uitspraak: ‘Ik heb een deurtje naar het heelal.’ De muur tussen kunst en waan oogt fragiel, maar de scheiding is onherroepelijk. De flamboyante surrealist Salvador Dalí toverde felrode lippen om tot een sofa en kreeften tot telefoons, en creëerde zo zijn eigen universum. Mensen als Arthur Prins gaan echter onder het Universum gebukt, zijn binnen/buitenwereld-evenwicht is zó kwetsbaar dat hij de wereld om hem heen uiterst voorzichtig benadert én dit proces onafgebroken moet notuleren. Dag in, dag uit.
In Den Haag is momenteel een overzichtsexpositie te zien met honderden foto's van Gerard Fieret. Fotografie – jarenlang verguisd in het Land Der Kunsten – is inmiddels geliefder dan ooit. Het grote publiek stroomt massaal toe als museumposters met iconische foto's van beroemde fotografen als Richard Avedon, Robert Mapplethorpe, Helmut Newton en Andres Serrano al weken voor de opening om aandacht vragen. Maar Gerard Fieret past niet in dit rijtje, ondanks dat er momenteel in New York forse bedragen worden betaald voor zijn haveloze prints. Zijn studio was geen ruime loft in New York, maar een hok vol duivenstront in Den Haag.
Dat lot van zonderling deelde hij met de Tsjech Miroslav Tichý (foto) en de Nederlander Anton Heyboer, drie mannen getekend door de oorlog, en ware zielsverwanten in een universum waar andere kunstwetten gelden. Alle drie gefascineerd door de wereld waar ze tot hun verbazing in belandden, en bovenal door die vreemde wezens om hen heen die wij gemakshalve "vrouwen" noemen. Ze fotografeerden hen onafgebroken. Geboren voyeurs, die door de zoekers van hun verweerde camera's het leven observeerden, een wereld waarin de afstand tot het paradijs onoverbrugbaar is. "Paradise Lost", en dat moest ook vooral zo blijven. Afstand. Gerard Fieret danste en kroelde met zijn modellen, bestempelde de oplichtende dijen van deze volkse vrouwen op zijn prints veelvuldig met zijn naam. In een wanhopig gevecht dat echter niet te winnen was. Eens buitenstaander, altijd buitenstaander. In het Haags Fotomuseum staat, pal naast de nieuwe Fieret-catalogus, het boek "Het onvermoeibaar epos" te koop. Boordevol foto's gemaakt door deze drie zonderlingen. Een juweel.
Op onze selfies staan we pal vooraan. Wij zijn het middelpunt van de wereld. Landschappen en steden schuiven op de achtergrond voorbij. We doen hoogstens een stapje opzij om met een gestrekte arm de Toren van Pisa tegen te houden. Op miljoenen toeristenfoto's staan lachende hoofden, tegen elkaar geklemd, messcherp in het midden van het beeld. Met op de achtergrond nauwelijks herkenbaar de kathedraal van Gaudí of de Engelburcht in Rome, te dicht bij de camera om binnen het kader passen. Maar het doel is bereikt: het bewijs op Facebook dat wij daar zijn. Niet waren, maar zijn. De tijd van vakantiefoto's die pas later opbloeien in albums ligt voorgoed achter ons.
De Engelse fotograaf Francis Frith nam ruim 150 jaar geleden - letterlijk - afstand van zijn reisgezelschap om de piramides langs de Nijl vast te leggen. Met, aan de voet van de imposante steenconstructies, minuscule donkere stipjes in witte gewaden naast hun zwaar bepakte lastdieren. Een volmaakt klassiek wereldbeeld: de wereldwonderen groot, de mens een stip. Gefotografeerd onder zware omstandigheden: extreme hitte, roversbendes, en uiterst primitieve apparatuur.
Met de iPhone zijn de technische hindernissen overwonnen. Iedereen fotografeert. En iedereen reist, er zijn geen thuisblijvers meer. Fotografische pioniers zoals Francis Frith zijn verdwenen. En met hen de afstand tot de wereld die we waarnemen.
De expositie 'In Egypte', in Huis Marseille (waar onder meer werk van Frith te zien is) is een indrukwekkende blik op een wereld die niet meer bestaat. De piramides staan er nog - u kan er morgen voor een bodemprijs naartoe vliegen - maar de onbereikbare droom die in 1857 vakkundig werd vastgelegd voor de thuisblijvers, is voorgoed verdwenen.